Pagina's

vrijdag 28 juli 2017

Een groot bericht over de Spinozaherdenking in Den Haag op 22 februari 1877

Vanochtend had ik, n.a.v. een stukje van Ewoud Sanders in de NRC, een blog met een "Klein berichtje over de Spinozaherdenking in Den Haag op 22 februari 1877."  Bij het zoeken naar het krantenstukje waaruit Sanders citeerde, kwam ik ook een veel uitgebreider verslag van die viering tegen in de Delftsche courant van 23-02-1877. Daar dit, m.n. door uitgebreid in te gaan op hetgeen de hoofdspreker, de Fransman Ernest Renan zei, een heel eigen indruk van die gebeurtenissen geeft, breng ik die tekst hieronder. [Foto van Renan uit 1870 van hier]






S P I N O Z A .


De sterfdag van Nederland's diepzinnigen denker, Baruch de Spinoza (21 Februarij 1677) werd gisteren namiddag te half twee ure te 's Hage in den foyer van het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, op eene wijze, geheel overeenstemmende met het leven diens wijsgeers, eenvoudig en met stille aandacht, herinnerd. Op een driehonderdtal werd de schare van toehoorders en toehoorderessen geschat, die aan deze vereering deelnam: een intellectueel gehoor, niet slechts uit de hofstad, maar voor geen gering deel ook uit andere steden zamengevloeid. Was het eene wezenlijke teleurstelling dat H. M. de Koningin, op wier vereerende tegenwoordigheid de hoogste prijs werd gesteld, onder dit gehoor werd gemist: — zooveel mogelijk werd dit gemis vergoed èn door den gracieusen brief van wege H. M. ontvangen, waarin H. M. volle sympathie zoowel voor het feit der viering als voor den redenaar, die bij die viering zou voorgaan, werd betuigd èn door de verrassende verschijning van Z. K. H. Prins Alexander, die  als H. M. vertegenwoordiger werd verwelkomd, maar ook zelf getuigenis wilde geven van zijne belangstelling in deze geschiedkundige gebeurtenis. Uit den brief, van wege H. M. ontvangen, bleek dat de tegenwoordigheid van hare hooge gasten, den prins en de prinses van Oldenburg, voor haar de eenige oorzaak eener onoverkomelijke verhindering was.


En zoo de burgemeester der hofstad zich “wegens ambtsbezigheden" verontschuldigde, niettemin was het gemeentebestuur door twee leden vertegenwoordigd. De zaal zelve was eenvoudig en smaakvol ingerigt: aan de regterzijde prijkten de wanden met troféen, den sterfdag van Spinoza en den vieringsdag vermeldende, met een inmortellenkrans en met het borstbeeld des wijsgeers, dat op het einde der bijeenkomst door zijn eigenaar, dr. van Vloten, lid van het Spinoza-comité, aan het Haagsche gemeentebestuur ten behoeve van het museum aangeboden, en door zijne vertegenwoordigers werd aanvaard. Dr. van Vloten liet dit aanbod slechts van dit kort, maar zinrijk woord vergezeld gaan: “het beeld van hem, die in de woeligste dagen der Nederlandsche republiek met het kalmste denkvermogen zich wijdde aan de studie, die in de toekomst tot heil zal strekken van de menschheid."


Dr. van Vloten mogt genoemd worden als de “moteur" dezer Spinoza-restauratie. Het werd dadelijk door den eerevoorzitter van het Spinoza-comité, graaf van Limburg Stirum, herdacht, die herinnerde hoe de beroemde geschriften van den heer van Vloten tot deze herdenking van Spinoza den eersten stoot hadden gegeven. Met erkentelijkheid gewaagde de eerevoorzitter tevens van de krachtige ondersteuning, welke het denkbeeld der oprigting van een gedenkteeken voor Spinoza bij H. M. de Koningin en de leden van het koninklijk huis had ondervonden, om daarna nog den heer Renan als feestredenaar in te leiden die welwillend uit Frankrijk was overgekomen om den grooten geest te herdenken, die vóór twee eeuwen in een nederige woning schier onmerkbaar ontvlood. Welken geest? De graaf van Limburg Stirum noemde hem “den wijsgeer van alle tijden en van alle standen, een van de edelste illustratien der gedachte, van het diepst verstand en de edelmoedigste gevoelens," en wiens wijsbegeerte “niet dien van den dood, maar des levens" moest genoemd worden.


De hoogleeraar Ernest Renan, thans senator voor het leven in Frankrijk, de bekende schrijver van “La vie de Jésus", zou denzelfden geest in breeder trekken malen. De heer Renan kweet zich van die taak, voor zoover de beperktheid des tijds toeliet. Zijne voordragt, minder een diepzinnig, wijsgeerig betoog, dan eene letterkundige causerie, minder door overweldigende welsprekendheid dan door krachtige overtuiging uitmuntende, werd onafgebroken met de grootste aandacht aangehoord en meer dan eenmaal met uiterlijke blijken van ware instemming begroet.


De hoogleeraar ving aan met de laatste levensoogenblikken van den wijsgeer. Gelijk hij afgezonderd had geleefd, vrij van de woelingen der wereld, toog hij, door niemand bijgestaan, heen. Zijn verlies werd naauwelijks bespeurd, al zorgden zijne huisgenooten dat hij op het Spui in de Nieuwe Kerk te 's Gravenhage werd begraven. Jaren lang bleef men hem beoordeelen, gelijk hij door zijne tijden landgenooten was beoordeeld, “den slechtsten atheïst, den man, met misdrijven beladen." Le misérable! Toch was die zóó miskende en verguisde man niemand anders dan de voorlooper van de Duitsche wijsbegeerte der achttiende eeuw en werd hij door Goethe, Hegel, Schelling en anderen als zoodanig beschouwd. Er lag in die wederopstanding van Spinoza zeer zeker eenige overdrijving, maar waarheid was het, dat Spinoza van alle voormalige denkers “het hoogste bewustzijn van het goddelijke" in zich heeft omgedragen. Spinoza was van geboorte een Jood, maar noch met het Jodendom, noch met het Christendom had hij vrede. De Joodsche scholastiek ontgroeid, zocht zijne ziel, met ongekend verlangen, naar de hoogste waarheid. Andere joden waren na de vervolgingen der middeleeuwen, in het gastvrije Nederland eene schuilplaats zoekende, tot schroomvalligheid, bekrompenheid geneigd.


Een Uriel d'Acosta gaf zich zelven den dood; Spinoza achtte het leven een te duren prijs dan om het te vergiftigen of het af te leggen; hij wilde het behouden, om zijn geest te volmaken, zijn denkvermogen te scherpen, de waarheid op te graven. De banvloek der Amsterdamsche synagoge had geen vat op een gemoed, waarin de meest onverstoorbare kalmte zetelde. Descartes trok hem aan, maar om hem te bestrijden. Diep was Descartes wijsbegeerte, maar aan de cause première, den grond, de oorzaak van alle oorzaken, had Descartes (mede een balling in Nederland) niet gedacht. Spinoza zocht: de godheid, alles of niets, de godheid in alles wat aanwezen heeft. Bij de beoordeeling van zijne werken ziet men dat ook hij zich nog niet wist los te maken van de geometrische formuleering, eigen aan de wijsbegeerte van die dagen , van de abstractieve en de scholastieke termen. Chemie en natuurkennis waren toen niet zoover gevorderd als thans, maar de waarheid, die hij ontdekte, was deze: dat èn lichaam èn geest de vormen (les modes) waren van de substantie, die in God is. God was voor Spinoza de voorwaarde van ieder bestaan, van iedere gedachte: God in alles is het wachtwoord van Spinoza's philosophie.


Van daar ook, volgens Renan, de eenige schaduwzijde van die philosophie. Als Mozes weleer, bestijgt hij de hooge bergtoppen, met eeuwig ijs bedekt, maar heeft hij schier geen oog voor de rijke en breede vallei, die zich aan den voet van den berg uitspreidt. Reeds vervuld van het wezen en het begrip der godheid, blijft hij onverschillig voor de maatschappij en beschouwt hij den mensch uitsluitend in zijne verhouding tot de godheid. Van utopien had hij een afkeer: de droombeelden van Thomas Morus boezemden hem afkeer in. Wie zijne wijsbegeerte wil leeren kennen, bestudeere zijn Godgeleerd Staatkundig Vertoog, en vooral het twintigste hoofdstuk. Met welk eene edele overtuiging strijdt Spinoza daar voor het vrij geweten, voor de vrije rede! Met hoeveel bezieling betoogt hij, dat de vrijheid is een natuurlijk regt, en dat geen staat het regt heeft den mensch zijne vrijheid te ontnemen of hem daarin te beperken! Met welk een geestdriftvollen ijver, die nooit kalmte van redeneering uitsluit, verheft hij zijne afkeurende stem tegen hen, die ter wille van belang, hunne overtuiging geweld aandoen en zich lafhartig of zelfzuchtig, uit eerzucht of ijdelheid, voor de magt der regering nederbuigen. “Geene duurzame regering, die geene redelijke regering is en geene redelijke, die niet tevens eene gematigde is." Door de blootlegging dier gevoelens was, ook volgens Schleiermacher, Spinoza zijn tijd ver vooruit en in zijne werken treft men reeds de denkbeelden aan, die anderhalve eeuw later de denkende hoofden vervulden.


Hoe wilde Spinoza dat de mensch zijn geluk in dit leven zou bereiken? Het geheele geheim lag hierin: “God lief te hebben bovenal" en zich onophoudelijk aan de beoefening der deugd te wijden, ter wille van de deugd alleen. Waarom zouden zij op belooning na dit leven kunnen hopen, die gedurende hun leven niets anders hadden gedaan dan een hooger leven niet te verdienen? Hij, die gedurende eene reeks van jaren “le prince des athées" werd genoemd, zocht niets anders dan de liefde Gods in zijn werken te verspreiden, in zijn leven te belijden. Dit leven zelf, werd door Renan, in enkele trekken aanschouwelijk voorgesteld, doch de meeste bijzonderheden van dit leven, door den redenaar herinnerd, zijn in de geschriften van van Vloten en Betz opgenomen en kunnen hier te lande als algemeen bekend worden ondersteld. Als eene enkele bijzonderheid uit de werken van Spinoza, wees Renan er op, dat men in al de werken van den wijsgeer “geen enkel woord van persoonlijke kritiek" ontmoet. Zoo bij iemand van een “voorbeeldig" leven sprake is geweest, dan was het Spinoza. Het wordt door zijne hevigste tegenstanders, die zijne tijdgenooten waren, erkend. Bij hem, den banierdrager van de vrijheid van het geweten, was de volkomenste harmonie tusschen denken en leven, een denken, dat steeds hooger doordrong, een leven, alleen aan kalmte van ziel gewijd, een uitoefenen der vrijheid, die nooit in onverdraagzaamheid overging, al was hij zelf daarvan het slagtoffer. In één woord een leven volgens deze leus: caute (bedachtzaam). En hoe meende Spinoza dat men de zaligheid kon verwerven? Niet door vrees voor den dood (een lafhartige vrees) maar door een leven, vervuld van het goddelijk bewustzijn, den mensch ingeschapen. Niet door den godsdienst te zoeken in doodsche en stroeve vormen en ceremonien, maar in het wezen: de hoogste zedelijkheid, het godsdienstig gevoel. Van de dogma's sprak Renan Spinoza na: “il faut nous en passer."
Van de kerksche vormen moet men zich ontdoen, maar de godsdienst moet blijven zetelen in het gemoed. Vooral geene huichelarij, even nutteloos als lafhartig en oneerlijk. Eere aan Spinoza, dat hij de rede stelde vóór alles: van het dogmatisme “nous n'en voulons pas d'avantage."


Daarna gaf Renan nog een overzigt van hetgeen Spinoza over de vrijheid heeft geschreven en hoe de vrijheid ook door den wijsgeer werd beschouwd, als het zekerste middel tot vooruitgang der beschaving. Waartegen Spinoza het hevigste opkwam, was een liefde door geweld opgelegd, een geloof op kommando! Vooral Nederland verdiende het land te zijn, waar deze stellingen het eerst werden geuit. Zeer zeker zouden door de steeds toenemende losmaking van het dogma, steeds meer illusien verloren gaan, maar een feit was, dat de volken in de groote steden zich meer en meer van het bovennatuurlijke ontdoen en niet meer aan de mirakelen gelooven. Over dit feit moest men zich verheugen. Van al dat bovennatuurlijke moest worden getuigd: “Ce n'est pas l'idéal." Spinoza wilde het ideaal, maar dit woord genomen in zijn practische beteekenis. Spinoza was de wijsgeer van het ideale en op dat ideale grondvestte hij zijne eeuwige godsdienst, want zoo lang een snaar van het hart voor regt en eer trilde, zoo lang een reine ziel op aarde werd gevonden, zoo lang de kunst door toon, kleur of dichtmaat het verhevene uitdrukt zou God onder ons leven; maar wanneer het egoisme, de bekrompenheid, de onverschilligheid, de verzaking van al wat heilig en goed en schoon was mogt toenemen, onder de menschheid, dan zou God niet meer in ons midden zijn. Dieu serait loin de nous. Door de gedachte dat God in ons woont, worden wij zelfs versterkt in onze beproevingen en afwijkingen: Est Deus in nobis (Een God is in ons!) Dat was de leer van den miskenden wijsgeer, den echt godsdienstigen mensch, voor wien binnen kort op de Paveljoensgracht in den Haag een standbeeld zal verrijzen. Moge de geest van Spinoza over het nageslacht zweven en moge dit standbeeld aan ieder, die het aanschouwt, de leering herhalen, welke de nederige wijsgeer niet opgehouden heeft in handel en wandel te verkondigen: “wij zijn van Gods geslacht."


Te drie ure had de redenaar zijne diep gevoelde rede besloten, waarna een orchest, even als in den aanvang op indrukwekkende wijze, een Adagio uitvoerde.


Zóó werd te 's Gravenhage op 21 Februarij 1877 de sterfdag van Baruch Spinoza herdacht. [Cf. Delpher]
                                                                    _____________________

De slotwoorden zijn te mooi om hier niet te herhalen: "c'est d'ici peut-être que Dieu a été vu de plus près" - "hier was het wellicht dat God het meest van dichtbij is gezien."


 

Arnhemsche courant 24-02-1877

5 opmerkingen:

  1. Heel mooi weer dit onder ogen te krijgen. En wat een verslag van die herdenking.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het oorspronkelijke stuk staat op Gallica: http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k1142954

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dank,
    Ik ontdek nu
    [1] dat ik eerder een blog had: Ernest Renan (1823 - 1892) bij herdenking 200e sterfdag van Spinoza
    http://blog.despinoza.nl/log/ernest-renan-1823-1892-bij-herdenking-200e-sterfdag-van-spinoza.html

    [2] Dat ik de vertaling van die rede [In: Knight, William Angus, 1836-1916, Spinoza: four essays by Land, Kuno Fischer, J. Van Vloten and Ernest Renan. Publisher: London, Williams and Norgate, 1882] in een PDF had gebracht. Deze heb ik heden verplaatst naar:
    http://blogimages.seniorennet.be/bds/attach/145750.pdf

    Wel grappig te zien dat Renan blijkbaar had gedacht die rede te houden bij de onthulling van het Haagse Spinozamonument, maar dat was er nog niet. De rede werd ook niet op 21 febr. 1877, Spinoza's sterfdag, maar op 22 febr. gehouden.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Wat een zorgvuldige en mooie taal!
    Het is een tekst die ik dan ook meer dan eenmaal met uiterlijke blijken van ware instemming begroet.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Unknown, bedankt voor de originele versie. En eens met Ed.

    BeantwoordenVerwijderen