Pagina's

zaterdag 22 juli 2017

Lees Michael leBuffe, "Theories about Consciousness in Spinoza's Ethics" bij Yumpu

Het artikel van
Michael leBuffe, "Theories about Consciousness in Spinoza's Ethics." [In: Philosophical Review 2010   Volume 119,  Number 4:  531-563] laat zich lezen bij Yumpu.org. Het is een doorwrocht, fundamenteel en gezaghebbend artikel - zoals onlangs ook nog eens bleek [cf. blog] uit

Oberto Marrama, "Consciousness, ideas of ideas and animation in Spinoza’s Ethics." [In: British Journal for the History of Philosophy, Volume 25, 2017 -  Issue 3: Mental Powers in Early Modern Philosophy. Guest Editors: Federico Boccaccini and Anna Marmodoro - cf tandfonline en eveneens het  PDF bij RUG]

Ik haal als service naar bezoekers het artikel van leBuffe hier naar binnen.

19 opmerkingen:

  1. Het artikel van LeBuff heb ik een tijdje geleden als eens bestudeerd. Hij sluit aan bij Don Garrett die bewustzijn identificeert niet met een idee maar met de kracht van een idee (overigens gebaseerd op een schijnredenering). LeBuff stelt voor daar een wijziging in aan te brengen door de kracht van een geest en de kracht van een idee in de geest verschillend te interpreteren.
    Het artikel van Marrana is op het eerste gezicht verfrissend, maar bij nadere bestudering blijkt dat zijn verhaal gebaseerd is op een zeer dubieuze (zeg maar foute) lezing van een tekst van Spinoza. Spinoza schrijft: 'Want in werkelijkheid is de idee van de Geest, d.w.z. de idee van de idee, niet anders dan de vorm van de idee voor zover men deze beschouwt als een wijze van denken, zonder betrekking tot het object'. Marrana leest dat de idee van de geest de idee is los van het object, d.w.z. de idee los van het lichaam. Daarmee zou Spinoza preluderen op de geest los van het lichaam in deel V. Terwijl Spinoza mijns inziens wil zeggen dat de idee van de idee de vorm heeft van de idee, d.w.z. hetzelfde formele zijn heeft als de idee. Nee, de idee van de geest als de idee los van het lichaam, dat wil er bij mij niet in.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Een idee en de idee van deze idee hebben een verschillend object, maar ze hebben dezelfde vorm, dus afgezien van de inhoud (object) zijn ze dezelfde idee. Dat Spinoza dit wil zeggen, mogen we afleiden uit het directe vervolg in 2/21s: 'want zodra iemand iets weet, weet hij daarmee (door diezelfde idee) dat hij het weet'. Dat wil Spinoza zeggen met de idee van idee. En niet dat de vorm van een idee de idee is los van het lichaam.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. ofwel dat de idee van idee de idee is los van het lichaam

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Henk, dit is mijn derde poging tot reactie.
    Gisteren raakte ik tot tweemaal toe de reactie die ik wilde ingeven kwijt - eenmaal doordat ik kennelijk enige ongelukkige aanslagen op de laptop gaf, die maakten dat ik alles ineens kwijt was, en eenmaal doordat ik blijkbaar niet meer op wifi aangesloten was.
    Enfin, ik heb mij opgewekt om een derde poging te wagen.

    Je hebt gelijk; de idee van idee is NIET los van de idee van het lichaam. Oberto Marrama geeft een wat ongelukkige uitleg aan wat Spinoza schrijft over de idea ideae: "is immers in werkelijkheid hetzelfde als de vorm van een idee, wanneer men dit als een modus van denken en zonder verband met het object beschouwt." Marramo laat 'beschouwt' weg en doet alsof Spinoza daar schreef dat idea ideae geen relatie met het object hééft. Dat terwijl Spinoza juist in 2/20d het parallellisme van 2/7 nog eens benadrukt en ook in 2/21d stelt dat de idee van de geest op dezelfde wijze verenigd is met zijn object, d.w.z. de geest, als de geest met het lichaam verenigd is. Wat Spinoza over de ‘vorm van een idee’ inbrengt is alleen bedoeld om op het formele ontstaan ervan binnen het attribuut Denken te wijzen.
    Je legt dus de vinger op een zwakke plek in het betoog.
    Toch ben ik nogal content met Marramo’s artikel, waarin m.i. zijn lezing/uitleg van 2/20 - 2/23 minder fundamenteel is, dan hij zelf suggereert.
    Goed van zijn artikel vind ik dat hij erop wijst dat wat Spinoza in de hoofdstukken 2 en 3 van de Ethica over bewust-zijn schrijft, niet zozeer bedoeld is om een theorie over (menselijk) bewustzijn te geven, als wel (in mijn woorden) van ons 'vals bewustzijn' of in Marrama's woorden "to explain our illusion of a free will." Zoals hij het verwoordt: "To deny the existence of free will, Spinoza must provide a plausible explanation as to why human beings believe themselves to be free, and how they are led to erroneously ascribe to themselves a free faculty of will, capable of acting upon the body and independently of the body." [p. 510]

    Cupiditas = Appetitus cum ejusdem conscientia [3/9s]
    Tot nog toe vond ik dat Étienne Balibar, ‘A Note on “Consciousness/Conscience” in Spinoza’s Ethics’. In: Studia Spinozana, vol. 8 (1992): 37–53, het beste exposé over bewustzijn bij Spinoza had gegeven. Maar, zoals ik nu via Marrama zie, laat Spinoza in deze Ethica-delen vooral de negatieve rol van het (inadequate) menselijk bewustzijn zien. "This explains, among other things, how humans can conceive of their wills as something distinct from the determinations of their bodies." [p 512]. In noot 22 laat Marrama zien dat Balibar het bewustzijn ervan van de appetitus iets aparts laat maken. Het hoofdstuk van Duff dat ik in het blog van donderdag 20 juli 2017 bracht en dat ik de titel gaf “Tussen humanum appetitum et cupiditatem bestaat geen verschil,” vond ik daarom juist zo waardevol. Het bewustzijn van de appetitus geeft alleen een andere benaming (cupiditas) aan wat verder hetzelfde is en blijft.
    Interessant vind ik hoe hij in noot 24 (tegen Sangiacomo) betoogt hoe onze ideeën van ideeën inadequaat kunnen zijn.
    In de delen 2 en 3 ontwikkelt Spinoza dus ons inadequate kennis & bewustzijn, waarna hij in het 5e deel de adequate kennis via het bewustzijn in de scientia intuitiva van de dingen in het licht van de eeuwigheid gezien laat zien. Daar geeft Spinoza bouwstenen voor een adequate bewustzijnstheorie.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Ik dacht al, het zal toch wel komen. Ik ga het artikel nog eens rustig helemaal lezen.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Direct dan maar, maar voorlopig.
    Marrama focust op Spinoza's gebruik van de term 'consciousness' in twee gevallen: als deze spreekt over de illusie van een vrije wil en over de kennis die we hebben van onze geest als iets eeuwigs. Daaruit valt inderdaad niet op te maken dat Spinoza uit is op een 'selectieve' theorie van het bewustzijn (rare terminologie van Bennett) zoals een van de stellingen is in Marrama's betoog. Maar dat is dan ook niet het bewustzijn waar Spinoza in de stellingen 2/20 - 2/23 op doelt. Met het mij ervan bewust zijn dat een deel van mijn geest eeuwig is, of mij ervan bewust zijn dat ik een bepaalde streving heb (een grensgeval), wordt een ander 'bewustzijn' bedoeld dan het spontane, inherente bewustzijn dat eigen is aan een perceptie of een gedachte ('zodra iemand iets weet, weet hij daardoor dat hij het weet'). Marrana had in zijn betoog de behandeling van 2/20-23 grotendeels weg kunnen laten, zij hebben geen betrekking op zijn twee casussen en deze bevatten ook geen verwijzing naar deze stellingen .

    Marrana's stelling dat 'Spinoza’s account of consciousness is not conceived to differentiate between kinds of minds in terms of awareness of their respective ideas' is dan ook voorbarig en ongefundeerd. Het paradoxale is dat Spinoza's 'account of consciousness' besloten ligt in passages waarin hij de term 'consciousness' niet gebruikt (wel toepast met gebruik van de term in 3/9d en 4/8d). Ik denk dat Marrana dat mist omdat hij zich focust op Spinoza's gebruik van de term.

    Maar nadere studie is gewenst.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Spinoza’s ‘idee van de idee’ via Hegel gelezen om die idee van de idee als een dialectische logica naar bewustzijn te begrijpen.

    Via TIE §33 “Een waar idee – en we hebben een waar idee – is iets anders dan het object van dat idee”
    samen met §38 “… de methode niets anders is dan reflexieve kennis, dat wil zeggen, een idee van een idee. Welnu (…) bijgevolg zal die methode de goede zijn die laat zien hoe men de geest met een gegeven waar idee als norm moet sturen.”

    Lees ‘een gegeven waar idee’ als het onmiddellijke ‘op zich’ bij Hegel. Dit ‘op-zich’ is de norm (of aanvang) die de geest via ‘die methode’ (de logica) ‘reflectief zal sturen’.

    ‘Reflexieve kennis’ doet hier dus denken aan Hegels logic. Het reflexieve van de eerste beweging van het ‘op-zich’ naar het ‘voor-zich’, van het eerste moment naar tweede bemiddelde moment. De geest stuurt men, met het ‘gegeven waar idee’ als norm of het onmiddellijke ‘op-zich’.
    Deze reflexieve beweging wordt vervolgens dialectisch zoals Spinoza omschrijft in de Ethica E2 p29 bij opmerking “… zo dikwijls hij van binnenuit d.w.z. door het feit dat hij verschillende dingen tegelijk beschouwt, wordt genoopt hun OVEREENKOMSTEN, VERSCHILLEN en TEGENSTRIJDIGHEDEN te begrijpen. Want zo dikwijls hij op deze of enige andere wijze INNERLIJK ertoe WORDT GEDREVEN, beschouwt hij de dingen helder en duidelijk…”

    Dialectisch van het ‘op-zich’ naar het ‘voor-zich’ via bemiddeling met o.a. verschillen en gelijkenissen ontstaat “een midden als zelfbewustzijn, dat uiteenvalt in de extremen (op-zich en voor-zich), en elk extreem is de uitwisseling van zijn bepaaldheid, en de absolute overgang in het tegengestelde.” (Hegel in de Fenomenologie van de geest - IV A)

    Alleen geeft Spinoza geen aanzet naar die volgende beweging waarbij het midden wordt gedreven om de twee eerste momenten in erkenning van elkaar te vatten naar een derde speculatieve moment.

    Tot zover over de mogelijke dialectiek bij Spinoza.


    Over vrije wil en determinisme als terugblik vanuit Sub specie aeternitatis las ik iets interessant bij Slavoj Zizek.
    “… does not Hegel present his System as the “flight of the Owl of Minerva,” which flies at dusk— a retroactive recapitulation/remembering of the path of the Absolute—thus explicitly endorsing the “point of view of finality”? Here we should invert the existentialist commonplace according to which, when we are engaged in the present historical process, we perceive it as full of possibilities and ourselves as agents free to choose among them; while from a retroactive point of view the same process appears as fully determined and necessary, with no opening for alternatives: on the contrary, it is the engaged agents who perceive themselves as caught in a Destiny, merely reacting to it, while, retroactively, from the standpoint of later observation, we can discern alternatives in the past, possibilities of events taking a different path.
    That is the difference between idealism and materialism: for the idealist, we experience our situation as “open” insofar as we are engaged in it, while the same situation appears “closed” from the standpoint of finality, that is, from the eternal point of view of the omnipotent and all-knowing God who alone can perceive the world as a closed totality; for the materialist, the “openness” goes all the way down, that is, necessity is not the underlying universal law that secretly regulates the chaotic interplay of appearances—it is the “All” itself which is non-All, inconsistent, marked by an irreducible contingency.”


    Zomaar, voor wie het interesseert.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Nu over de idee van de idee beter aansluitend bij het blog.

    Er is geen denkbare causale relatie tussen een idee en haar object omdat de relatie van causaliteit strikt werkt binnen een attribuut. En het object van een idee kan een modus zijn van een ander attribuut, anders dan denken. Hoe dit te overbruggen?
    Via E2 p13 lezen we “Wij kunnen echter geenszins ontkennen dat ideeën, net zoals de objecten zelf, van elkaar verschillen en dat het ene idee voortreffelijker is en meer werkelijkheid heeft dan het andere, zoals het object van het ene idee beter is en meer werkelijkheid inhoudt dan het object van het andere idee.”

    Naast causaliteit moet er dus een andere relatie zijn tussen idee en object want E3 p2 stelt “Het lichaam kan de geest niet tot denken dwingen, noch de geest het lichaam tot bewegen, of om te rusten, of (als dit bestaat) om iets anders te doen.”

    En toch spreekt Spinoza van een éénheid tussen idee en object in E2 p21 “Daarom is het idee omtrent de geest en de geest zelf ook precies hetzelfde, maar nu gezien onder hetzelfde attribuut, namelijk het denken. Het idee over het verstand en het verstand zelf, moeten dus, volgens mij, beide met dezelfde dwingendheid en door hetzelfde vermogen om te denken, in God zijn. Het idee over het verstand, dus het idee van een idee, is inderdaad hetzelfde als een vorm van idee, als die als uiting van denken wordt opgevat, die geen relatie heeft met een object.”

    Deze éénheid kan bij de ene idee voortreffelijker zijn dan bij een ander idee. Zie axioma 6 E1 “Een waar idee moet overeenstemmen met wat door het idee wordt voorgesteld.”

    Dit overeenkomen is geen causale relatie en dus geen immanente determinatie. En om de verhouding eindig en oneindig verstand te verbinden stelt Spinoza in E2 p11 “Hieruit volgt dat het verstand van de mens een deel is van het oneindige verstand van God.”
    En via E5 p 40 sluit de meer of minder voortreffelijkheid van de idee aan met “Hoe meer een ding volmaakt is, hoe meer werkelijkheid het heeft en hoe meer het handelt en hoe minder het lijdt.
    Omgekeerd volgt hieruit dat een ding volmaakter is, als het beter functioneert. Hieruit volgt dat het deel van het verstand dat overblijft, hoe groot het ook is, volmaakter is dan het andere deel. Want het eeuwige deel van het verstand is het intellect. Ik zeg dus, dat we alleen daardoor functioneren.
    Maar het deel, waarvan ik heb laten zien dat het verdwijnt, is de verbeelding. Alleen daarom zeg ik dat we lijden. Dus is het eerste deel van het verstand, hoe groot ook, volmaakter dan het laatste deel.
    Dit is wat ik wilde bewijzen over het verstand, gezien zonder een relatie met het lichaam. Hieruit blijkt, dat als ons verstand begrijpt, het een eeuwige manier van denken is, die wederom door een andere eeuwige manier van denken aangezet wordt, en deze weer door een andere, en zo door tot in het oneindige. Allen samen zijn ze het eeuwige en oneindige verstand van God.”


    Als het eindige verstand verbonden is met het lichaam zonder adequaat idee van zijn object, hoe kan het dan een waar idee hebben? Via E2 p 38 en datgene wat aan alles gemeen is en wat evenzeer in een deel als in het geheel voorkomt, want dat kan niet anders dan adequaat worden gekend.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Ed, Ik begrijp niet hoe je kunt schrijven
    "Deze éénheid kan bij de ene idee voortreffelijker zijn dan bij een ander idee."
    Idee en object waarvan het 't idee is vormen een eenheid. Hoezo kan een eenheid als één-ding-zijnde, minder voortreffelijk zijn dan een andere eenheid?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. [Ed, Ik begrijp niet hoe je kunt schrijven
      "Deze éénheid kan bij de ene idee voortreffelijker zijn dan bij een ander idee."]

      Op dezelfde manier als het verschil tussen I en O zoals LeBuffe uitlegt op blz 534/5. Samen met de graden van bewustzijn die de ene idee meer voortreffelijker maken dan een andere idee – blz 538/9.
      Ook waar LeBuffe verwijst naar weak en strong minds en de power of the idee.
      LeBuffe’s daarop volgende verwijzingen en correcties van scholars als Wilson, Garrett, Curley, Matheron, Levy, Nadler, Bennett en anderen zijn best interessant maar alleen te volgen voor wie al die werken degelijk bestudeerd heeft. Waarbij dan nog de vraag komt waarom iemand de ene uitleg zinvoller vindt dan de andere? Of, anders gezegd, waarom iemand de samenhang van de ene wel ziet, en de samenhang van de andere niet?

      Daarom heb ik voor mezelf besloten wanneer ik iets niet begrijp of kan volgen bij Spinoza, ik Robert Misrahi volg in zijn ‘100 woorden over de Ethica’. (Ik ben dan ook geen professor filosofie die Spinoza ‘correct’ moet uitleggen, ik moet Spinoza zinvol maken voor mezelf.)

      En op die manier Stan, kom ik tot wat ik schrijf.
      Waarop jij dan kan reageren met, “Ed, Ik begrijp niet hoe je kunt schrijven…”

      Verwijderen
    2. Stan,

      ik zie dat ik je vraag specifiek over E2 p 21 niet beantwoord. Mij ging het meer om axioma 6 bij E1. Het zijn twee verschillende zaken.

      Verwijderen
    3. Stan,
      Jij vraagt: “Idee en object waarvan het 't idee is vormen een eenheid. Hoezo kan een eenheid als één-ding-zijnde, minder voortreffelijk zijn dan een andere eenheid?”

      In de eenheid zoals jij die aangeeft is er geen object, alleen de idee van de idee.

      Uit E2 p21 “De idee omtrent de Geest [in God] is op dezelfde manier met de Geest verbonden als de Geest zelf verbonden is met het Lichaam” volgt “Daarom is de idee omtrent de Geest [in God] en de Geest zelf ook precies hetzelfde, maar nu gezien onder hetzelfde attribuut, namelijk het Denken.”

      Spinoza vervolgt: “Inderdaad toch is de idee omtrent de Geest, d.w.z. de idee van een idee, niet anders dan een vorm van d e n k w i j z i g i n g, voor zover zij als openbaring van Denken zonder enige betrekking tot een object wordt opgevat.”

      ‘Denkwijziging’ staat bij de vertaling van W. Meyer uit 1923, bij van Suchtelen staat ‘niets anders dan een vorm van voorstelling’. Denkwijziging geeft wel een verwijzing naar E5 23 - opmerking: “De idee die het wezen van het Lichaam uitdrukt onder het gezichtspunt van de eeuwigheid is een zekere denkwijziging die tot het wezen van de Geest behoort en noodzakelijk eeuwig is.”

      Denkwijziging is een manier van beschouwen die tot het wezen van de rede hoort. (Geest kan je op vele plaatsen lezen als idee, als begrijpen of als rede.) Het is een wijziging van het denken om een kijk als sub specie aeternitatis te instaleren, om je op de plaats van God te zetten.

      Zo wordt de idee van de idee een manier van denken, die hierdoor zelf enige betrekking tot een object uitsluit. Dat is het axioma van deze denkwijziging. Dus in de idee van de idee is geen relatie met een object en kunnen we niet van ‘voortreffelijker’ spreken. Daar heb je gelijk in.

      Verwijderen
  10. Als ik nog even doorga op mijn eigen punt (de lezing van het artikel van Marrana): Ik denk dat het 'bewustzijn' waar Marrana het (vooral) over heeft bij Spinoza omschreven zou kunnen worden als 'het besef hebben van of dat', gaat in de richting van bewuste reflectie. Dat is niet waar Spinoza's 'theorie van het bewustzijn' van 2/20-23 over gaat. Die gaat over het spontane en onmiddellijke weten dat besloten ligt in wat zich afspeelt in de geest.

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Henk, je hebt gelijk "2/20-23 gaat over het spontane en onmiddellijke weten dat besloten ligt in wat zich afspeelt in de geest." Maar als je dat Spinoza's 'theorie van het bewustzijn' noemt, ga je helemaal mee met de exegese van degenen die uit die idea ideae Spinoza's bewustzijnstheorie willen halen, die door weer anderen bestreden is. Ik ben geneigd mee te gaan met Bennett die vond dat de 'idea of idea' doctrine is a theory of self-knowledge, but not a theory of consciousness or awareness. (Zoals Nadler het verwoordde).

    BeantwoordenVerwijderen
  12. Ik zette het tussen aanhalingstekens ('theorie van het bewustzijn'), maar ik ga inderdaad helemaal mee met de exegese van degenen die uit die idea ideae Spinoza's bewustzijnstheorie willen halen.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Dan wacht ik af hoe je dat wellicht in een artikel verder gaat uitwerken. Er is de laatste jaren al een flink aantal artikelen en hoofdstukken verschenen over hoe Spinoza bewustzijn in zijn systeem zou inpassen. Het overtuigende betoog zat er nog niet bij. Ik denk dat het hem te weinig interesseerde en dat hij het daarom niet uitwerkte en ons slechts met brokstukken en flarden van zijn zienswijze achterliet. Hij had er teveel kritiek voor op Descartes en diens zware benadrukking van het "ik" en het bewustzijn ervan (te denken en zo te beseffen te bestaan). Leibniz en nog sterker Kant benadrukte dat nog eens met de term "apperceptie": het begeleidende besef bij elke perceptie "dat Ik het ben die dit of dat waarneemt." Voor Spinoza moest je dat sterke Ik-besef en bijpassende bewustzijn beter onderdrukken en proberen open te staan voor kennis en bijpassend bewustzijn voor de gehele werkelijkheid, waar je slechts zo'n klein onderdeeltje van bent. Ik reik hiermee een verklaring aan waarom het tot heden niet lukt om een breed gedragen Spinozistische bewustzijnstheorie te ontwikkelen. Anders gezegd: het gaat hem om de scientia intuitiva - het bewust maken/worden van die diepere kennis die al in je is, omdat je dat onderdeeltje van het grote geheel bent: dáár contact mee krijgen. Daarin zit zijn bewustzijnstheorie, volgens mij. [En misschien zit er op de weg daarheen een rol voor de idea ideae...]

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Ik denk dat de prioriteiten bij Spinoza inderdaad zo liggen als jij aangeeft.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. “Voor Spinoza moest je dat sterke Ik-besef en bijpassende bewustzijn beter onderdrukken en proberen open te staan voor kennis en bijpassend bewustzijn voor de gehele werkelijkheid, waar je slechts zo'n klein onderdeeltje van bent.”

    ‘Onderdrukken’ en ‘openstaan voor’ zijn vaak nog teveel optimaliserende pogingen die nog steeds vertrekken vanuit dat Ik. Anders is het om de plaats van het Ik te doorgronden en te begrijpen hoe het mededeel is van de werkelijkheid.

    Bestaan is verschijnen in een zinveld. Dit geeft beter aan hoe beiden – subject en object – pas ontstaan in en door een zinveld en hoe vervlochten beiden zijn. Eigenlijk vervalt daarmee de dualiteit want de logica van het zinveld wordt mede gevormd door tal van andere onderdelen. Spinozisten kunnen zinveld lezen als ‘ware idee’ of adequaat weten.

    Maar ik begrijp je omschrijving om een Ik-besef te onderdrukken of te herkennen als imaginair als eerste stap ‘in het bewust maken/worden van die diepere kennis (zinveld) die al in je is (of dat ‘je’ doet ontstaan)’.
    Daarin zit inderdaad zijn bewustzijnstheorie, volgens mij.

    BeantwoordenVerwijderen
  16. Met de term 'zinveld' die je van Markus Gabriel overnam, kun jij beter uit de voeten dan ik. Zinnen als "Bestaan is verschijnen in een zinveld" komen bij mij niet binnen. Vanuit wat je verder schrijft moet ik die zin lezen als: "Bestaan is verschijnen in een 'ware idee' of 'adequaat weten'?" Hoe ik ook probeer: het wordt mij geen klare taal.

    BeantwoordenVerwijderen