Pagina's

dinsdag 20 maart 2018

Spinoza’s attribuutdefinitie 1/Def4 nog eens onder de loep


Vandaag ontving ik de tip dat op de Stanford Encyclopedia of Philosophy het door Noa Shein geschreven lemma “Spinoza's Theory of Attributes” gewijzigd is – a “substantive revision Mon Mar 19, 2018”]
Ik vond het wel nuttig dat artikel weer eens te lezen en daarbij meteen even na te gaan welke substantiële wijzigingen zij had aangebracht.
De laatste versie van het lemma die ik – ter vergelijking -  bij Internet Archive kon vinden was die van eveneens een substantive revision Thu Sep 12, 2013 welke nog maar een paar dagen geleden was gearchiveerd, n.l. op 11 maart 2018 [cf.].
[1] De eerste verandering is in de tweede alinea na “Nonetheless, it is astonishing how little agreement there is among scholars as to some of the most basic features of Spinoza's theory of attributes,” is weggehaald: “This poses a problem for anyone trying to explain Spinoza's view on attributes in an interpretation-neutral fashion.”
Iemand zal haar erop gewezen hebben, of ze heeft zelf in de gaten gekregen, dat deze passage teveel suggereerde dat zij een interpretatie-neutrale behandeling van het attributenbegrip zou bieden, hetgeen niet consistent is met haar tekst, waarin ze op diverse plaatsen aangeeft dat het lezen van de attributennotie samenhangt met het interpreteren van andere onderdelen van Spinoza’s filosofie.
[2] in de § 1.8 Ambiguities and Interpretative Directions
is noot 11 van bij de paragraaftitel 3 regels naar onder verplaatst: “For a more comprehensive survey of this issue cf. Noa Shein, “The False Dichotomy between Objective and Subjective Interpretations of Spinoza's Theory of Attributes,” British Journal for the History of Philosophy, forthcoming (2009), waarbij forthcoming uiteraard is weggelaten. Ik noteer hier meteen dat zij dit artikel op haar pagina bij academia.edu heeft geplaatst – zie ook onder.
[3] Toegevoegd is in die paragraaf na Wolfson: “More recently, Michael Della Rocca as been advocating a more idealistic interpretation of the attributes, which shares certain important features with the subjectivist camp."
Aan het eind van § 1.8.1.1 Objections to Subjectivism, werd toegevoegd: “Michael Della Rocca, however, has been advocating more recently that attributes (and diversity more generally), are mind-dependent yet not illusory. Thus he aims to overcome some of the traditional objections to subjectivism (primarily “illusory knowledge” objections) while insisting on the mind-dependent status of attributes. He takes the mind-dependant nature of diversity (be it of attribute or modes) to be an inevitable consequence of Spinoza’s adoption of the Principle of Sufficient Reason (cf. Della Rocca, 2012).
[4] Aan de bibliografie zijn toegevoegd

Della Rocca, Michael, 2012. “Rationalism, idealism, monism, and beyond,” in E. Förster & Y. Melamed (eds.), Spinoza and German Idealism, pp. 7–26, Cambridge: Cambridge University Press.
Homan, Matthew, 2016, “On the Alleged Exceptional Nature of Thought in Spinoza,” Journal Of Philosophical Research, 41, 1–16.
Silverman, Alex, 2016, “Two Meanings of ‘Attribute’ in Spinoza,” Archiv Fuer Geschichte Der Philosophie. 98(1): 55–88.
Dat zijn zo de tamelijk bescheiden ‘substantiële wijzigingen’ in vijf jaar tijd.
*  *  *
Irritant vind ik dat Noa Shein benadrukt dat degenen die een objectieve lezing van de attribuutdefinitie voorstaan, het daarin genoemde intellect “allemaal” zouden lezen als het oneindige intellect; wat volgens mij onzin is en niet waar kan zijn.
Merkwaardig en irritant vind ik de behandeling van de zgn. "identiteits-these" van Spinoza.  Ik heb daar in het verleden vele blogs aan gewijd en laat het bij deze opmerking.

Ik plaats nog slechts één kanttekening: niet toegevoegd aan de bibliografie is het hierna als eerste genoemde interessante artikel.
Enige artikelen voor wie verder wil studeren op de attributen
Ilaria Gaspari, “On Spinoza's Attributes.” In: Historia Philosophica,· 6 · 2008 [cf. academia.edu]
Het bijzondere van dat artikel is dat Gaspari naast een kort overzicht van de receptiegeschiedenis van de interpretatie van de attribuutdefinitie in het Spinozisme, vooral laat zien hoe Spinoza geleidelijk aan zijn definitie ontwikkelde - ’t verschil tussen substantie en attributen geleidelijk aan uitzuivert, zoals te reconstrueren is uit de TIE, de KV, de Correspondentie en de PPC. Mooi is te lezen hoe zij vaststelt: “It is also evident that the critique of Descartes and Bacon in Ep. 2 expresses Spinoza’s awareness of the originality of his own conception of something as traditional as substance.” [p. 28]
Noa Shein, "The False Dichotomy between Objective and Subjective Interpretations of Spinoza's Theory of Attributes." In: British Journal for the History of Philosophy 17(3) 2009: 505–532 [academia.edu]
Alan Donagan, “SUBSTANCE, ESSENCE AND ATTRIBUTE IN SPINOZA, ETHICS I.” HUMANITIES WORKING PAPER 122, March 1987 [PDF & PDF]
Martin Lin, “Substance, Attribute, and Mode in Spinoza.” In: Philosophy Compass 1/2 (2006): 144–153 [PDF]
Henk Keizer, “Spinoza’s Definition of Attribute: An Interpretation.” In: British Journal for the History of Philosophy 20(3) 2012: 479–498 [door iemand op Scribd gezet en te vinden op Karel D’huyvetters website Spinoza in Vlaanderen]
Jason Waller, “Benedict de Spinoza: Metaphysics.”Lemma op Internet Encyclopedia of Philosophy [IEP]
Ik kan ook nog wijzen op het blog van 10-02-2009 over het eerste verschijnen van "Stanfords lemma 'theory of attributes' gepubliceerd"

2 opmerkingen:

  1. Stan, we hebben het er al eens eerder over gehad, en toen ik het niet vinden, maar ik zie nu dat Spinoza in IIP7S schrijft (direct aan het begin): dat hij eerder heeft aangetoond dat alles wat het ONEINDIGE verstand kan waarnemen als dat wat het wezen van een substantie constitueert, tot een en dezelfde substantie behoort. Hij verwijst hier kennelijk naar de attribuutdefinitie.

    Ik vraag me wel af wat het betekent Spinoza's visie op attributen op een interpretatie-neutrale wijze uitleggen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dat klopt, Henk. En het is ook wel te begrijpen dat Spinoza daar, in 2/7s, het oneindige intellect inbrengt om het algemeen geldige karakter te beklemtonen in zijn bewijs. Het klopt dat hij daar kennelijk teruggrijpt op zijn attribuutdefinitie.
    Maar dat wil niet zeggen dat die in definitie uitsluitend het oneindige verstand op het oog heeft en dus alleen voor dat verstand zou gelden.
    Hij zegt immers uitdrukkelijk in 1/30: Een actueel verstand, of het nu eindig is of oneindig, moet de attributen en de aandoeningen van God kennen, en niets anders. [Intellectus actu finitus aut actu infinitus Dei attributa Deique affectiones comprehendere debet et nihil aliud. Van Suchtelen vertaalt: Het verstand, hetzij eindig of oneindig in zijn werking, kan slechts de attributen Gods en de bestaanswijzen Gods bevatten en niets anders].
    De vertaling van Van Suchtelen laat nog duidelijker aanvoelen dat het intellectus in 1/Def4 voor elk verstand geldt. Spinoza had daar geen enkele reden om een nadere specificatie te geven. [Hij schreef zijn Ethica immers voor ons mensen en niet voor God...]

    De vraag waarmee je eindigt, geeft nog eens duidelijk aan dat Noa Shein zich dit ook zal hebbeb afgevraagd.

    BeantwoordenVerwijderen