Pagina's

donderdag 26 september 2019

Herman Berger over #Spinoza bij Hegel [3]


In de kleine serie met literatuur over Hegels Spinoza, die ik eergisteren begonnen ben,  breng ik vandaag een tekst uit
Herman Berger, De Ethica van Spinoza. Een handreiking, Antwerpen / Apeldoorn, 2011, p. 54/55. Cf. mijn besprekingen in de blogs van 05-10-2011 en 06-10-2011

Herman Berger schrijft in zijn 4e hoofdstuk over Spinoza bij Hegel:

“Om aan Spinoza recht te doen moeten we hem niet beperken tot het 1ste Deel van zijn Ethica. Dat is overigens vaker gedaan en het prototype van die beperking is de kritiek van Hegel. Niet dat het hem aan waardering voor Spinoza ontbrak, getuige de fameuze zin: ‘Spinoza is het hoogtepunt van de moderne filosofie: óf spinozisme óf geen filosofie.’ Een tweede fameuze zin begint met een lofprijzing, maar eindigt met de kern van Hegels kritiek: ‘Als je begint met filosoferen, moet je eerst spinozist zijn. De ziel moet zich baden in deze ether van de zuivere substantie waarin alles wat men voor waar had gehouden, ten onder is gegaan. Het is deze negatie van al het bijzondere waar iedere filosoof aan toe gekomen moet zijn; het is de bevrijding van de geest en haar absolute fundament.’ De kritiek die hier zachtjes vernomen kan worden, is dat ‘negatie van het bijzondere’ twee betekenissen heeft en dat Spinoza voor de verkeerde gekozen heeft. Hij zou het bijzondere in het algemene ‘opheffen’, en daar zou Hegel het mee eens kunnen zijn, maar ‘opheffen’ is voor Hegel een vorm van bewaren, terwijl het voor Spinoza een vorm van verdwijnen zou zijn. Spinoza zou het bijzondere op zo’n manier opheffen dat het in feite verdwijnt, meent Hegel. Het bijzondere zou bij Spinoza in feite vervallen. Dat noemt Hegel ‘akosmisme’, zeg: wereldvernietiging. En waarom moest Spinoza tot die foutieve opstelling komen? Omdat hij, zegt Hegel, geen onderscheid maakt tussen de twee hogere kenvermogens van de mens, de rede en de Vernunft. De rede abstraheert het algemene uit het bijzondere en laat dat bijzondere achter zonder er ooit nog naar om te kijken. De Vernunft is integendeel de instantie die het algemene en het bijzondere met elkaar tot een hoger niveau verenigt, en die dat zo vaak herhaalt tot ze tenslotte aankomt bij de Absolute geest waarin alles én verloren én gewonnen is.

De kritiek van Hegel is onrechtvaardig, zoals iedereen zal opmerken. Maar ze heeft enig recht als je de lezing beperkt tot het 1ste Deel van de Ethica. Hegel heeft Spinoza gelezen vanuit zijn eigen filosofie en daarmee aan Spinoza onrecht gedaan.” [p. 54/55]

De Hegel-citaten zijn uit G.W.F. Hegel, Vorlesungen über die Geschichte der Philosophie, in: Werke in zwanzig Bänden, Band 20, Suhrkamp Verlag 1971, blz. 161-197

Geen opmerkingen:

Een reactie posten