Pagina's

dinsdag 2 oktober 2018

De Cogitata metaphysica van #Spinoza [vervolg]


 Dit is behalve een vervolg op 't recente blog over Julius Lewkowitz [cf. vorig blog], ook een vervolg op 't blog van 03-03-2012 "Cogitata Metaphysica." Hier wil ik vooral iets zeggen over Theo Verbeek die in zijn hoofdstuk “«Zijn» en « Niet-Zijn» in Spinoza’s Cogitata Metaphysica,” [in: Gunther Coppens (red.), Spinoza en de scholastiek. Acco, leuven/Leusden, 2003] duidelijk blijk ervan  geeft de dissertatie van Julius Lewkowitz  niet te hebben gelezen, terwijl dat die hem zeer van nut had kunnen zijn. Hij zou zijn hoofdstuk niet hebben beëindigd zoals hij deed:

"Van alle teksten van Spinoza is Cogitata metaphysica de meest raadselachtige en de minst bestudeerde. Vaak gezien als een typisch 'scholastiek' werk draagt het het odium mee dat het niet 'echt spinozistisch' zou zijn, een oordeel dat de meesten alleen daarom al makkelijk valt omdat zij menen dat alles wat erin staat, even goed of zelfs beter te vinden is in de Ethica. Dat beide interpretaties — 'scholastiek' en `niet spinozistisch' — berusten op vooroordelen die niet alleen onhoudbaar zijn, maar bovendien de interpretatie van Spinoza's filosofie in het algemeen belasten, hoop ik in het bovenstaande te hebben aangetoond. Er is geen sprake van dat Spinoza zich bezighoudt met een typisch scholastieke problematiek integendeel zijn de belangrijkste thema's van zijn filosofie hier volop aanwezig.

De Cogitata zijn in 1663 gepubliceerd als een 'appendix' bij Spinoza's 'geometrische' bewerking van Descartes' Principia (1644). Het ligt dus voor de hand de Cogitata te interpreteren als een werk dat zich, evenals de Verhandeling over de verbetering van het verstand — die me op sommige punten overigens minder primitief voorkomt en die daarom van na 1663 zou kunnen zijn — richt tot liefhebbers, studenten en kenners van de cartesiaanse filosofie. Aangezien in Spinoza's bewerking ook Descartes' metafysica aan de orde komt, zou Cogitata een overbodige toevoeging zijn als het zich beperkte tot een weergave van wat in Principia I al te vinden is. De meest voor de hand liggende formule zou dus zijn dat het de Cartesianen in hun eigen taal een alternatief biedt voor hun metafysica, dan wel, gebruik makend van cartesiaanse stellingen, de Cartesianen dwingt een filosofie te omhelzen die hun onwelkom is. Wat ik voorstel is kortom een 'dialectische' lezing van de Cogitata: uitgaande van een geherformuleerde stelling van zijn tegenstander komt hij tot een dilemma dat de tegenstander dwingt om de positie van Spinoza te omhelzen. Dat zou dan ook meteen het enige verband met de scholastieke traditie zijn, zij het dat het scholastieke begrippenapparaat natuurlijk bij uitstek geschikt is om deze methode te gebruiken.” [p. 99] 

Aanbeveling. Lees vooral
Julius Lewkowitz, Spinoza's Cogitata metaphysica und ihr Verhältnis zu Descartes und zur Scholastik. Breslau, T. Schatzky, 1902 - 79 pagina’s. [PDF]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten