Pagina's

dinsdag 30 april 2019

Henri Krop over Jarig Jelles over #Spinoza en een gedicht van P.C. Hooft


Kees Bruijnes, secretaris van de VHS, liet mij weten dat het volgende hoofdstuk verscheen
Henri Krop, » Een 'wijsgerig predestinatiegeloof'. Jarig Jelles over Spinoza en een gedicht van P.C. Hooft «, in Theo Hettema (red.), Geloof in Poëzie. Olive Press, Amsterdam, april 2011 - 158 pagina's


Waarvan acte.



Het moge duidelijk zijn dat Krop daar deze passage uit de door Jarig Jelles geschreven Voorreeden van De Nagelate Schriften behandelt [ik citeer uit de DBNL]

Deze nootschikkelijke nootzakelijkheit der dingen, en dat zy door oorzaken tot te wezen, en te werken bepaalt worden, welke oorzaken ook van andere oorzaken tot te wezen, en te werken bepaalt zijn, en deze weêr van anderen, en dus tot God (d' eerste oorzaak van alles, en die veröorzaakt, en niet veröorzaakt word) voortgaan, gelijk onze Schrijver in de zes- zeven- acht- en negenëntwintigste Voorstellingen van 't eerste deel zijner Zedekunst betoogt, is van de zeer voortreffelijke Historieschrijver en Dichter, P.C. Hooft, in zijn leven Drost van Muiden, Virgilius gedicht, Foelix qui potuit, &c. uitbreidende, zo krachtiglijk uitgedrukt, dat ik dienstig geacht heb het zelfde hier in te voegen, gelijk volgt:

Gelukkigh, die d' oorzaeken van de dingen
Verstaet; en hoe zy vast zijn onderlingen
Geschaekelt zulks, dat geene leventheên
(God uytgezeit) oyt iet van zelve deên,
Oft leên; maar al, door ander' oorzaeks dringen.

Door oorzaeks kracht, men al wat schiedt ziet drijven.
Waer die te flaeuw, geen' werking zouw beklijven;
En oorzaek zijn geen' oorzaek. Wat gewracht
Ter werreldt wordt, is dan te weegh gebracht,
Door kracht zoo groot, dat het niet nae kan blijven.

Elk' oorzaek heeft haer' moeder oorzaek weder.
't Gaet al zoo 't moet; en daelt van Gode neder.
Zijn goedtheid wijs en maghtig, is de bron,
Daar 't al uit vloeyt, als straelen uit de Zon.
Hy kon, en zouw, waer 't nutst, ons helpen reder.

Wat dit aangaat, dat, als men stelt dat God volstrektelijk d' oorzaak van alles is, of dat alles nootzakelijk van God uitvloeit, dan schijnt te volgen, dat God ook d' oorzaak van de zonde, en van 't quaat gestelt word; hier op, en op 't geen, dat daar aan behoort, antwoord onze Schrijver in de twee- vier- en zesendartigste brieven: behalven dat klaar en open-baar is, dat, zo veel deze zaak betreft, tusschen dit, dat alles nootzakelijk van God uitvloeit, en dat alles door een eeuwig besluit van God bepaalt en gevoorschikt is, ('t welk van veel Christenen niet alleenlijk gelooft, maar als een nootzakelijke waarheit beweert en verdedigt word) gantschelijk geen verschil kan wezen.
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten