Pagina's

maandag 21 mei 2018

Henri Krop over hoe Spinoza en Kant onoverbrugbaar van elkaar verschillen - #spinoza



Het is mijns inziens wel opmerkelijk te noemen dat er nu pas voor het eerst in de reeks Mededelingen vanwege Het Spinozahuis een brochure verschijnt, waarin Kant en Spinoza met elkaar worden vergeleken. En dat terwijl, zoals uit het nu voor het eerst in het Nederlands verschenen werk over beide filosofen blijkt, de receptiegeschiedenis van het Spinozisme daartoe best aanleiding had gegeven. Enfin, nu is er dan:
Henri Krop, ‘Tussen Spinoza en Kant moet de strijd gestreden worden.’ De tegenpolen van het moderne denken. Mededelingen vanwege Het Spinozahuis #109, 2018 – 36 pp

Een zeer voortreffelijke, heldere behandeling van het thema, die ik dan ook iedereen van harte ter lezing aanbeveel.

De deelnemers aan de komende zomerweek in Barchem die zal gaan over “Spinoza en de Europese Verlichting”, waarin Henri Krop het zal hebben over “Spinoza en Kant: spinozisme in de verlichting,” kunnen zich goed daarop voorbereiden door dit boekje te lezen. Over wat Krop dan gaat behandelen werd recent op de website van de VHS deze nadere toelichting gegeven:


Lang hebben historici gedacht dat Spinoza in de verlichting zozeer vergeten was dat Jacobi hem in zijn Brieven over Spinoza (1785) met recht kon vergelijken met ‘een dode hond’.  Eerst in het laatste decennium van de achttiende eeuw zou in Duitsland een ware renaissance van het spinozisme hebben plaatsgevonden, die hem tijdens de romantiek de status van een seculiere heilige gaf. Voor hem wilde de filosoof Schleiermacher in 1799 een haarlok offeren en Hegel zag de Nederlandse wijsgeer aan het begin van het moderne denken staan door zijn ontdekking dat de natuur als één substantie gedacht moet worden. Na Spinoza zou de filosofie nooit meer hetzelfde kunnen zijn. Jonathan Israel heeft dit historische beeld onderuit gehaald. Spinoza zou geenszins de vervloekte ex-jood zijn geweest waar in het begin van de verlichting Bayle en Newton vanwege zijn misbruik van de meetkundige methode definitief mee hadden afgerekend. Zijn werk zou zowel in noord als zuid Europa blijvend gelezen zijn en daarmee aan het begin staan van onze moderne wereld. De waarheid ligt, zoals zo vaak, niet in het midden, maar wel in het detail. In deze bijdrage zal aan de orde komen hoe verschillende verlichtingsdenkers naar Spinoza keken. Welke kritiek hadden zij en wat namen zij over?  [cf. VHS]

Dan over deze brochure: het is een goed geschreven, informatieve en overtuigende tekst, waarin Krop aantoont dat de tegenstellingen niet te overbruggen zijn, ondanks pogingen die daartoe gedaan werden. In zijn inleidende paragraaf, “de onvermijdelijke keuze tussen Spinoza of Kant”, schetst hij deze tegenstelling die hij vooral ziet in hun met elkaar onverenigbare vrijheidsbegrip. In mijn blog van 27-04-2015 schreef ik:

Uit het boek van Henri Krop, Spinoza. Een paradoxale icoon van Nederland, weten we dat er in Nederland een periode is geweest - de “zilveren tijd van het Spinozisme” - waarin geleerden trachtten Spinoza en Kant met elkaar te verzoenen – de ene vanuit de ander te lezen. Leo Polak was zo iemand, maar er waren er meer.

Welnu in dit boekje hoeft hij zich niet meer te beperken tot Nederland en in zijn tweede paragraaf, “Spinoza in het neokantianisme”, behandelt hij twee Duitse filosofen die zich uitvoerig met zowel Kant als Spinoza bezig hielden: Hermann Cohen (1842 – 1910) die almaar negatiever over Spinoza werd en zijn tijdgenoot Friedrich Heman (1839 – 1919). Vooral de laatste vond ik een openbaring. Jammer genoeg is Krops verwijzing naar diens uitgebreide artikel “Kant und Spinoza” onvolledig, maar ik heb het kunnen vinden en ben van plan het via een volgend blog naar internet te brengen.  

In een derde paragraaf, “De herkomst bij Kant,” laat hij zien dat de onoverbrugbaarheid van diens benadering van de filosofie met die van Spinoza geheel bij Kant zelf te vinden is. Hij doet dat aan de hand van het boek van Omri Boehm, Kant's Critique of Spinoza, uit 2014. Daarom vind ik het wel nuttig hier de samenvatting te brengen die Boehm zelf van zijn samenvattende Inleiding geeft [zie ook *]:

“There are three main pieces of historical-hermeneutical evidence for the common assumption that Kant never seriously engaged with Spinoza. The first is the assumption that Spinoza was a forgotten philosopher, a “dead dog.” The second is the fact that Kant never mentions Spinoza or Spinozism in the Critique. The third is a letter in which Hamann reports to Jacobi that Kant had told him he had never read Spinoza. The Introduction considers these pieces of evidence and rejects all three. The assumption that Spinoza was ever a “dead dog” is out-dated. There’s at least one discussion in the Critique unmistakably tackling Spinoza’s philosophy—the geometrical method—but without mentioning his name. And the context of Hamann’s report makes it clear that Kant’s words to Hamann were not completely frank.”

In deze uitvoerigste paragraaf komt veel van Kant’s stelsel ter sprake en blijkt nog eens overduidelijk dat Kant Spinoza ziet “als de consequentste tegenstander van zijn conceptie van vrijheid.” (p. 19). Volgens Kant vraagt ‘vrijheid van handelen’ dat handelen in mijn macht is. Als echter ons handelen net als elk ander verschijnsel in de wereld causaal bepaald is en deze oorzaak in de tijd aan de handeling vooraf gaat, dan heb ik op de oorzaak geen invloed meer tijdens de handeling. Het handelen is niet vrij en wordt geregeerd door dezelfde onveranderlijke natuurwetten als de rest van de natuur. (p. 20) Kortom, Kant ziet bij Spinoza dogmatisme en fatalisme. De paragraaf waarin Krop uiteraard meer behandelt, eindigt met “Kants opmerkingen worden in het begin van de 19e eeuw de basis om Kant en Spinoza als vertegenwoordigers van twee verschillende denkwijzen tegenover elkaar te stellen.” (p. 24) Dit vormt dus de achtergrond van de reeds behandelde auteurs van het neokantianisme.
In de vierde paragraaf, “De formulering van de tegensteling en de verbreiding gedurende de 19e eeuw," behandelt hij Fichte die in zijn vele formuleringen van “wetenschapsleer” de kennisleer van Kant wilde uitleggen. Hij is het voor wie het idealisme, de stroming die van de eigen intelligentie, het subject dat denkt, uitgaat, als enige de menselijke vrijheid filosofisch mogelijk maakt, want elk denken van de wereld is een vorm van zelfbepaling, die de mens autonoom maakt (p. 27). Hegel is het die, mede op basis van Fichte, deze tegenstelling verder verbreid, maar vooral poogt om hem te overbruggen door het ‘substantie-denken’ van Spinoza te verbinden met het ‘subjectsdenken’ van Kant, wat hij tracht te bereiken via een dialectische ontwikkeling die zich in de historie zou ontvouwen, en wel via de vorm van de ‘Naturphilosophie’ die Schelling van het eerste, ’t substantie-denken, maakte en zo de Natuur als intelligent zag.

Krops uiteenzetting culmineert in de werkelijk schitterende vijfde en laatste paragraaf, “De ‘humanisering’ van de vrijheid: het spinozisme als anomalie,” waarin hij nog eens duidelijk laat zien hoe de kern van het verschil tussen beide filosofen zit in het verschil hoe ze denken over vrijheid. Kant ziet in de mens het vermogen van de vrije wil, waarmee hij zichzelf bepaalt; Kant is de ontdekker of uitvinder van het begrip autonomie in de zin dat hij 'zelfwetgeving' tot sleutelterm van zijn ethiek maakt. Voor Spinoza is zoals we hier weten menselijke autonomie conceptueel en ontologisch onmogelijk: we zijn een deel van de natuur en vrijheid is alleen mogelijk door het volgen van de wetten van de natuur.
Naast autonomie kent Kants vrijheidsbegrip ook de spontaniteit van de vrije wil. Spontaan is een vrij wilsbesluit waaraan geen causale reeks vooraf gaat, maar dat zelfveroorzakend (causa sui) is en dat eventueel aan de basis staat van een nieuwe causale reeks. Spinoza kent het begrip spontaniteit niet - ook niet voor God die handelt vanuit de noodzakelijkheid van zijn wetten, maar daarin wel volstrekt vrij is, want vrij is volgens Spinoza "iets dat uitsluitend krachtens de noodzaak van zij eigen natuur bestaat en alleen door zichzelf tot handelen aangezet wordt." [Ethica 1/Def7] De mens kan deze vrijheid benaderen door adequaat naar de rede te handelen.
Het gaat ten diepste om het verschil of je God of de mens centraal stelt in je filosofie - of je van een theocentrisch of antropocentrisch denken uitgaat.
Toevoeging









*) Cf. Eric Schliesser, "Review of Omri Boehm’s Kant’s Critique of Spinoza." [In: Graduate Faculty Philosophy Journal, Volume 36, Number 2, 2015, pp. 1-21 - PDF]

Cf. het blog van 22 mei 2018: "Autonomie hoort bij Kant, NIET bij Spinoza."

Cf. het zeer informatieve blog van 31-12-2016 over "Kant’s worsteling met Spinoza" met aan het eind links naar alle blogs over Kant en Spinoza.


Giuseppe De Flaviis, Kant e Spinoza. Firenze: Sansoni Editore [Biblioteca di studi filosofici], 1986 - VIII, 294 pp.

Lee C. Rice had een uitgebreid review in: Studia Spinozana, #3 (1987) [Thema: Spinoza and Hobbes]. Würzburg: Könighausen & Neumann, 1986: 512-514.

4 opmerkingen:

  1. Dag Stan,

    Ik moet het gaan lezen, de mededelingen, ik heb ze allemaal binnen. Maar iets zegt me - dat het jammer is dat Spinoza on Human Freedom: Reason, Autonomy and the Good Life niet genoemd wordt- omdat hij daar Kant en Spinoza wat meer bij elkaar laat komen.

    Het is me voor nu even teveel werk om eea na te kijken. Ben nu bezig met twee andere boeken. Maar volgens mij heb jij dit boek van Kisner ook gelezen. Is het niet relevant voor deze discussie?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank voor je reactie Rene,
    Goed dat je verwijst naar het boek van Matthew J. Kisner, "Spinoza on Human Freedom: Reason, Autonomy and the Good Life" (2011).
    Ik heb mij enige jaren terug veel bezig gehouden met dit boek dat ik op vele bladzijden boeiend en vernieuwend vond, maar waar ik ook vele bezwaren tegen had en dat was precies omdat hij teveel meeging met Kant en diens benadering van ethiek. En met name met die 'autonomy' geeft Kisner geen goed beeld van Spinoza - dat is helemaal en alleen Kant. Kisner is een fraai recent voorbeeld hoe onmogelijk het is Kant en Spinoza in één te behandelen. Dat geeft in Kisner's geval een zekere vervalsing van Spinoza.
    Anders dan jij, vind ik het bepaald niet jammer dat Kisner's boek door Krop niet genoemd wordt. Maar prima dat jij er hier op wijst. Ik ben benieuwd of ik er nu misschien aan toe kom mijn leeservaring met dat boek van Kisner toch nog eens op te pakken. Ik kwam daar indertijd niet aan toe (daar ik toen liefst alleen positieve besprekingen wilde brengen), wat ik nu wel jammer vind.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dank ieg Stan!

    Ik vond het best een mooi, en goed boek, en zag ook wel pogingen om ze meer te verzoenen. Maar misschien zet Henri de boel meer op scherp. Binnenkort ga ik het lezen.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Het is inderdaad een 'best heel mooi boek', maar...
    Ik vind het zeker herlezenswaardig en hoop dat ook nog eens te doen.

    BeantwoordenVerwijderen