Hier
wil ik mijn leeservaring kwijt van het werkje van
Paul
Juffermans, Spinoza’s dubbele
deconstructie in het Theologisch-Politiek Traktaat. Mededelingen vanwege
Het Spinozahuis #112, 2018 - 37 pp.
Net
als het boekje van Henri Krop, waarover ik in het blog van 21 mei 2018 schreef, lijkt ook dat van Paul Juffermans vooral
geschreven als achtergronddocument bij de komende zomercursus van de VHS. Daarop
zal Paul Juffermans het hebben over:
Spinoza's
godsdienstfilosofie tegen de achtergrond van de Verlichting.
Spinoza's denken over religie kent vele aspecten. Enerzijds is daar het aspect van de godsdienstkritiek, waarbij de religie wordt beschouwd als superstitie met kenmerken als onverdraagzaamheid en absolute waarheidsclaims. Hij spreekt dan van ijdele religie. Anderzijds ziet Spinoza in de religie ook waardevolle aspecten, met name als zij aanzet tot een moreel handelen van naastenliefde en gerechtigheid. In dit geval spreekt hij van waarachtige of universele religie. Vervolgens heeft Spinoza ook een eigen opvatting ontwikkeld over de verhouding tussen filosofie en wetenschap aan de ene kant en religie aan de andere kant. Hoe ziet deze opvatting eruit? Men kan Spinoza's beschouwingen over het fenomeen religie veelzijdig en genuanceerd noemen. In hoeverre komen deze beschouwingen overeen met of verschillen zij van die van andere Verlichtingsdenkers? Neemt Spinoza's godsdienstfilosofie een speciale plaats in binnen het gehele palet van denkbeelden over religie in het tijdvak van de Verlichting en zo ja, hoe zou men deze eigen plaats kunnen omschrijven? En wat te denken over Spinoza's filosofie zelf, zoals uiteengezet in de Ethica? Moet men hem karakteriseren als een atheïst, een pantheist, een deist of als een goddronken mens, zoals de Duitse romanticus Novalis deed? In onze bijdrage zullen we trachten op al deze vragen in te gaan. [cf. VHS]
Spinoza's denken over religie kent vele aspecten. Enerzijds is daar het aspect van de godsdienstkritiek, waarbij de religie wordt beschouwd als superstitie met kenmerken als onverdraagzaamheid en absolute waarheidsclaims. Hij spreekt dan van ijdele religie. Anderzijds ziet Spinoza in de religie ook waardevolle aspecten, met name als zij aanzet tot een moreel handelen van naastenliefde en gerechtigheid. In dit geval spreekt hij van waarachtige of universele religie. Vervolgens heeft Spinoza ook een eigen opvatting ontwikkeld over de verhouding tussen filosofie en wetenschap aan de ene kant en religie aan de andere kant. Hoe ziet deze opvatting eruit? Men kan Spinoza's beschouwingen over het fenomeen religie veelzijdig en genuanceerd noemen. In hoeverre komen deze beschouwingen overeen met of verschillen zij van die van andere Verlichtingsdenkers? Neemt Spinoza's godsdienstfilosofie een speciale plaats in binnen het gehele palet van denkbeelden over religie in het tijdvak van de Verlichting en zo ja, hoe zou men deze eigen plaats kunnen omschrijven? En wat te denken over Spinoza's filosofie zelf, zoals uiteengezet in de Ethica? Moet men hem karakteriseren als een atheïst, een pantheist, een deist of als een goddronken mens, zoals de Duitse romanticus Novalis deed? In onze bijdrage zullen we trachten op al deze vragen in te gaan. [cf. VHS]
Deze
Mededelingen is vooral een gedegen globale samenvatting van de hoofdlijnen van
de TTP: welk doel Spinoza ermee had (zoals kort uitgedrukt in de ondertitel) en
hoe hij dat heel systematisch aanpakt.