Maarten van Buuren’s ‘Spinoza – Vijf wegen naar de vrijheid’
redux [vervolg 4]
Spinoza geeft in
het bewijs van het 2e corollarium bij 2/44 aan dat de grondslagen van
de rede worden gevormd door begrippen (volgens 2/38), die ontvouwen wat alle
dingen gemeen hebben en die (volgens 2/37) het
wezen van geen individueel ding tot uitdrukking brengen.
Van Buuren heeft
daar geen boodschap aan. Op p. 129-130 lezen we
“Kun
je daarom zeggen dat het concept van het ding voorafgaat aan het ding zelf? Je
zou denken van wel, maar Spinoza ontkent dit. De essentie en de existentie van
een ding zijn volgens Spinoza co-extensief, dat wil zeggen dat ze
tegelijkertijd ontstaan. Als we kijken naar een ding: een boom, een plant, een
vogel of salpeter, dan kunnen we niet ontkennen dat al deze dingen een essentie
hebben in de zin van een bijna wiskundige formule: KNO3 voor
salpeter, DNA voor vogel, mens, plant en boom. Maar dat wil nog niet zeggen dat
er een architect is geweest die deze dingen a priori heeft ontworpen en ze
vervolgens in productie heeft gegeven. De essentie is op hetzelfde moment
ontstaan als de dingen (mens, dier, plant of salpeter). Het bestaan van het
ding — zijn existentie — impliceert (involvit)
een essentie, zegt Spinoza een beetje technisch met een woord dat letterlijk
betekent dat de essentie van het ding in dat ding ligt ingerold (of
ingevouwen), zoals de formule KNO3 ligt ingerold in salpeter en ons
DNA in elk van ons en dat, omgekeerd, deze essentie wordt uitgerold of
uitgevouwen in de existentie op het moment dat de mens wordt geboren, de plant
ontkiemt, het salpeter zich vormt. Voor dat uitrollen gebruikt Spinoza het
Latijnse woord explicare, letterlijk
'uitvouwen' of 'uitrollen'. En zou deze mens of deze hond niet geboren worden,
deze boom of plant niet ontkiemen, dan betekent dat niet dat hun essenties niet
bestaan; het betekent dat deze essenties latent aanwezig zijn in de bomen,
planten, mensen en honden van dezelfde soort en dat deze essenties daarom iets
eeuwigs hebben en het moment afwachten van bevruchting of generatie om in de
existentie te worden uitgerold met een variant van de essentie die kenmerkend
is voor de soort waaruit ze voortkomen. Volgens Spinoza verhoudt de essentie
van de dingen zich tot hun existentie als tijdloosheid tot tijd (vergelijk de
formule van salpeter, KNO3, met een daadwerkelijk hoopje salpeter).”
Bovenstaande
overwegingen maken de richting duidelijk die het verstand volgt bij het
beantwoorden van wetenschappelijke en andere vragen. Na een eerste blik te
hebben geworpen op het voorwerp van onze interesse (een fiets, een vogel, een
tempel of een hoopje salpeter) en daarin de essentie te hebben herkend die zich
dankzij onze intuïtie in het voorwerp aftekent als hypothese, stellen we ons
vervolgens op het standpunt van deze essentie en redeneren vanaf dit
hypothetische ontwerp via logische oorzaak-en-gevolgketens naar het ding zoals
het voor ons staat, waarna we onze hypothese indien nodig bijstellen (ik denk
dat ik een fietser zie naderen, maar moet mijn hypothese corrigeren: het is een
auto). Het verstand werkt volgens Spinoza hypothetico-deductief en, als het
even kan, volgens wiskundige eisen (ordine
geometrico demonstrata — op wiskundige manier bewezen luidt de ondertitel
van de Ethica), dat wil zeggen
volgens een axiomatische methode. Axioma's of definities zijn niet bewezen maar
als grondslag aanvaarde beweringen waaruit in de wiskunde stellingen worden
afgeleid. Het paradigmatische voorbeeld voor deze methode is De elementen van Euclides. Spinoza
ontleende zijn wetenschappelijk-filosofische methode aan dit boek en hij
schreef de Ethica volgens dit model,
dus op de manier van een wiskundige verhandeling.”
Over deze passage
valt in beginsel veel te zeggen, bijvoorbeeld dat opvalt hoe voor Van Buuren,
anders dan voor Spinoza, essenties soort-essenties zijn. Zijn gebruik van
scheikundige formules van een stof of van DNA en dat dan ‘essentie’ noemen is
tot daar aan toe. Maar hij geeft een sterk Aristotelische en minder
Spinozistische uitleg van het aannemen of herkennen van essenties van een ding.
Waar het mij om gaat is, dat het hier en elders (b.v. p.137, zie hierna) Van
Buuren is ontgaan dat je met de ratio en met redeneren niet tot bij de
essenties van dingen komt, maar hooguit bij meer gemeenschappelijke concepten,
met name de notiones communis. Deze term
kom je bij Van Buuren overigens nergens tegen!
Zo schrijft hij
op p. 137: “We hebben nu een compleet beeld van wat Spinoza zich voorstelt bij
kennis. Alles draait om de rede in de zin van intellect. Rede is het vermogen
dat ons in staat stelt de werkelijkheid te begrijpen, omdat we door de
verwarrende zintuiglijke indrukken heen een vermoeden hebben van de essenties
die zich achter de duizendvoudig gedaanten van de zintuiglijk waarneembare
dingen verbergen.“
Kortom, Maarten
van Buuren brengt volkomen zijn eigen ideeën en verkoopt die als van Spinoza.