Naar
aanleiding van het najaarssymposion dat de Stichting Rozenkruis morgen, op zaterdag
3 november 2018 in hun conferentiecentrum in Bilthoven zal houden en
dat gewijd zal zijn aan "de Philosophus Teutonicus, de 'eerste Duitse filosoof,'
zoals Godfried Herder hem noemde:" de Duitse schoenlapper, mysticus en auteur Jakob
Böhme, [Cf.] heb ik mij even bezig gehouden met hem en een eventuele
vergelijking met Spinoza.
Böhme
werd geboren bij Görliz en na het doorlopen van de stadsschool in Seidenberg,
vestigde hij zich als schoenmaker in Görliz. Hij was niet kerkelijk en
verkeerde vaak in gezelschap van vrijdenkers. Zijn eerste literaire werk,
hoewel nog onaf, verscheen in 1612 als Morgen Rothe im Anfang, later werd 't
meer bekend als Aurora. De lutherse predikant van Görlitz, Gregorius Richter,
sprak er zijn afkeuring over uit en de gemeenteraad van Görlitz verbood het boek
en legde Böhme een schrijfverbod voor vijf jaar op. Na 1618 schreef hij vele
werken die hij niet publiceerde, maar onder zijn vrienden verspreidde. Hij werd
van ketterij beschuldigd toen hij in 1624 Der Weg zu Christo publiceerde dat
het gevestigde conservatieve protestantisme niet kon accepteren. Door de vele
tegenwerkingen die hij ondervond verliet hij Görlitz en vestigde zich in
Dresden, waar hij de laatste jaren van zijn leven sleet tot hij, terug in
Görlitz, overleed.
Hij
liet zich inspireren door alchemistische en astrologische literatuur. Zijn
werken zijn sterk geïnspireerd door de geschriften van de alchemist Paracelsus,
de spiritualist Kaspar Schwenkfeld (1490-1561) en de mysticus Valentin Weigel
(1533-1588). [nl.wikipedia). Met zijn mystiek-theologische opvattingen had
Böhme veel invloed (zie diezelfde pagina).
Is
er een relatie tot Spinoza?
Er
was tot voor kort eigenlijk maar één studie die de relatie Spinoza – Böhme aan de orde stelde:
• Clasina Manusov, Spinoza
en de erfenis van Jacob Boehme. Mededelingen 51 vanwege het Spinozahuis
[Voordracht gehouden op 17 mei 1986]. Leiden: Brill, 1987, 20 pagina's – books.google.
Het komt in veel bibliografieën voor, maar is nooit aanleiding geworden voor
nieuwe studie over die eventuele relatie.
Een
jaar eerder was zij gepromoveerd tot doctor in de letteren op het proefschrift:
• Clasina Manusov, Pelgrims
en Profeten. Bunyan's 'The Pilgrim's Progress' in de mystieke denkwereld
van Jacob Böhme. Een comparatistische studie met theologische en filosofische
implicaties. Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht, HES (1985) - 262 pages
[cf. Poortman].
Uit de
recensie van N.C. van Velzen in De Nieuwe
Taalgids, Jaargang 79 (1986)–
“[W]ie weet, dat Böhme in 1624 overleed en dat Bunyans Christenreis pas in 1678 verscheen, [kan die ondertitel] in verwarring brengen. Bedoeld is, dat de beroemde allegorie van Bunyan eerst en vooral gelezen werd in kringen die sterk beïnvloed waren door de mystiek-theologische opvattingen van Böhme.
“[W]ie weet, dat Böhme in 1624 overleed en dat Bunyans Christenreis pas in 1678 verscheen, [kan die ondertitel] in verwarring brengen. Bedoeld is, dat de beroemde allegorie van Bunyan eerst en vooral gelezen werd in kringen die sterk beïnvloed waren door de mystiek-theologische opvattingen van Böhme.
De auteur gaat
uitvoerig de receptie van Bunyans werk in West Europa na, waarbij zij met name
ook stil staat bij de situatie in Nederland. Zij beschouwt Bunyan als sektariër
en aartsketter en ontwikkelt een visie op zijn theologie die sterk afwijkt van
de gangbare opvatting, waarin Bunyan gezien wordt als een rechtzinnig baptist,
die behoorde tot een afgescheiden, bijbelgetrouwe kerk. Om haar stellingen te
bewijzen knoopt zij aan bij zeventiende-eeuwse dissidente theologen als Pierre
Poiret en Gottfried Arnold, die in verschillende werken de verdachte ‘theologia
mystica’ hebben beschreven en verdedigd. Zij onderzoekt de religieuze en
wijsgerige achtergronden van het pelgrimsmotief, dat in de böhmistische
traditie zo'n belangrijke rol speelt. Vervolgens bespreekt zij een aantal
andere verwerkingen van het pelgrimsmotief, zoals die in de zeventiende eeuw in
verschillende geschriften in Engeland, Spanje en Nederland voorkomen. Zij
betrekt in haar onderzoek ook de emblematiek. Tenslotte trekt zij de lijn van
het onderzoek door naar de tegenwoordige tijd. Zij stelt vast, dat het pelgrimsmotief
zoals dat bij Böhme en Bunyan wordt aangetroffen, bij auteurs uit de Romantiek
geliefd is geweest en zij weet in de twintigste eeuw dit motief als categorie
in de wetenschapsfilosofie aan te wijzen. Mevrouw Manusov duidt haar
dissertatie nader aan als ‘een comparatistische studie met theologische en
filosofische implicaties’. Inderdaad vraagt de bestudering ervan nogal wat
kennis, met name op het terrein van de kerkgeschiedenis en dogmatiek. Voor
Neerlandici biedt zij hier en daar informatie die voor de kennis van de
literatuurgeschiedenis van belang is. Bij de bespreking van de uitgaven van
Bunyans The Pilgrim's Progress die in de zeventiende eeuw gepubliceerd
zijn, gaat zij vrij uitvoerig in op het aandeel dat de dichter-etser Jan Luiken
en de boekdrukker Joannes Boekholt daarin gehad hebben. Interessant is de
vergelijking van enkele religieuze gedichten van Luiken met die van Gottfried
Arnold. Elders in het boek komen auteurs aan de orde als Jan van der Noot in
zijn relatie tot de sekte van het Huis der Liefde en Willem Bilderdijk, die
vanwege zijn kennis van de geschriften van de achttiende-eeuwse ziener
Swedenborg geplaatst wordt in de traditie van Böhme. […] N.C. van Velzen [cf. DBNL]
C. Graafland, DE NEDERLANDSE GEREFORMEERDEN EN BUNYAN IN DE 18e EEUW [uitwerking voordracht ter gelegenheid van de Bunyan-herdenking op 27 aug. 1988 aan de Vrije Universiteit te Amsterdam]. In: Theologia Reformata [theologisch tijdschrift uitgegeven door de Gereformeerde Bond], 1 dec. 1988, pp. 72 - 88. [cf. Digibron] bestrijdt de benadering van Manusov.
C. Graafland, DE NEDERLANDSE GEREFORMEERDEN EN BUNYAN IN DE 18e EEUW [uitwerking voordracht ter gelegenheid van de Bunyan-herdenking op 27 aug. 1988 aan de Vrije Universiteit te Amsterdam]. In: Theologia Reformata [theologisch tijdschrift uitgegeven door de Gereformeerde Bond], 1 dec. 1988, pp. 72 - 88. [cf. Digibron] bestrijdt de benadering van Manusov.
Dat proefschrift werd kennelijk aanleiding voor de
Ver. Het Spinozahuis om haar om die lezing te vragen. Daarna zette zij nog
eenmaal Spinoza en Jacob Böhme naast elkaar in:
• “Identiteit en vrijheid: Schelling en de paradigma's
van Spinoza en Jacob Böhme,” in: E. Eweg (red.), Deugdelijk vermaak. Opstellen over literatuur en filosofie in de
negentiende eeuw. [Feestbundel voor prof. dr. C. de Deugd, cf. DBNL]. Amsterdam: Huis aan de drie Grachten, 1987, p.
151-158
• Ook droeg ze bij aan Gilles Quispel (red.), De Hermetische Gnosis in de loop der eeuwen.
St. De Rozekruis-Pers, 2003 - 672 pagina's - de titel van haar bijdrage aan deze uitgave kan ik nog niet vinden, wel die van haar bijdrage aan: G. Quispel (red.), GNOSIS. De derde component van de Europese cultuurtraditie. Rozekruis Pers, 1988, 2e 2005 [PDF van Inhoudsopgave, voorwoorden en inleiding], n.l. Clasina Manusov, "Het geheim van de Goddelijke Sopha. Vroeg-christelijke sporen in de geschriften van Gottfrid Arnold, Jan Luyken en Jane Leade," pp. 185-203 [aangevuld vanuit dit PDF]
• Clasina G. Manusov-Verhage, "Jan Amos Comenius' Labyrinth der wereld", in. Prana, 83, juni/juli 1994, p. 33-41. [Titel hier gevonden]
• Clasina G. Manusov-Verhage, "Jan Amos Comenius' Labyrinth der wereld", in. Prana, 83, juni/juli 1994, p. 33-41. [Titel hier gevonden]
• Clasina G. Manusov-Verhage, “Jan Rieuwertsz, marchand
libraire et éditeur de Spinoza,” in: Fokke Akkerman & Piet Steenbakkers
(Eds.), Spinoza to the Letter: Studies in
Words, Texts And Books. Leiden: Brill, 2005, pp. 237 – 250 – books.google, waarin eveneens nog enige malen Böhme werd
genoemd.
Zoals
gezegd; haar in 1986 gehouden lezing voor de VHS, was tot voor kort een van de zeer
weinige teksten die te vinden waren, waarin Böhme met Spinoza werd vergeleken.
De
Duitse Spinoza Bibliografie laat verder nog ontdekken:
• Hans Alfred Grunsky, Jacob Böhme als Schöpfer einer germanischen Philosophie des Willens.
Hamburg: Hanseat. Verl.-Anst., 1940. - 47 pp. [waarin op p. 10 naar Spinoza
wordt verwezen.]
• Michael J. Petry "Behmenism and Spinozism in the
Religious Culture of The Netherlands, 1660-1730," in: Karlfried Gründer
& Wilhelm Schmidt-Biggemann (Hrsg.), Spinoza in der Frühzeit seiner reliogiösen
Wirkung. [Symposion der Lessing-Akademie, Wolfenbüttel [Mai 1980] - Wolfenbütteler
Studien zur Aufklärung, #12]. Heidelberg: Lmabert Schneider, 1984, 255
pagina's, pp. 111-147.
• Susanne Edel, Die
individuelle Substanz bei Böhme und Leibniz: die Kabbala als tertium
comparationis für eine ezeptionsgeschichtliche Untersuchung. Stuttgart:
Steiner, 1995. - 225 pp. - (Studia
leibnitiana: Sonderheft, #23).
• Giovanni Croce, Analogie tra J. Böhme e B. Spinoza. In: Ethica 19 (Giugno) (1999) - Italiaans
Manusov’s
Boehme-Spinoza-lezing wordt alleen maar genoemd in
• Fokke Akkerman, "Humanism and Religion in the
Works of Spinoza," in: Alasdair A. MacDonald, Z.R.W.M. von Martels, &Jan
Veenstra (eds.), Christian Humanism:
Essays in Honour of Arjo Vanderjagt. BRILL, 2009, pp. 211-223 – [ik wil dit
hier toch vasthouden, daar het hoofdstuk bijna in z’n geheel te lezen is op books.google]
In
een volgend blog zal ik aandacht geven aan een zeer recente en zeer interessante nieuwe studie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten