Dr. B.J.H. Ovink, Spinoza. Baarn: Hollandia Drukkerij, 1914 [Onze groote mannen; Serie I, no. 5] - 48 pagina’s [het staat gedigitaliseerd in Delpher] -
breng ik hier de recensie door Willem Meijer in het Tijdschrift voor Wijsbegeerte, 8e jg. (1914), pp. 71-75.
Vermeldenswaard is nog dat Ovink en Meijer samen in de redactie van dat tijdschrift zaten.
Er verscheen ook recensie van Dr. B.J.H. Ovink, Spinoza door ene W. (J.D. VAN DER WAALS Jr. - de enige 'W 'in de redactie?) in Onze Eeuw. Jaargang 15 (1915) [cf. DBNL]. Ook die bespreking haal ik hier binnen:
Leestafel.
Dr. B.J.H. Ovink. Spinoza. Serie ‘Onze Groote Mannen’. Baarn, Hollandia-Drukkerij.
Het zou niet moeilijk zijn een populair boekje over Spinoza zoo te schrijven, dat men er bij een vrij uitgebreid publiek een goedkoop succes mee behaalde. Prof. Ovink heeft een dergelijk succes niet gezocht; misschien zelfs opzettelijk vermeden. Hij heeft het boekje zoo sober mogelijk gehouden. Na een korte inleiding zet hij den hoofdinhoud van de Ethica uiteen, veelal door letterlijke vertaling van stukken daaruit. Ten slotte eenige kritiek. Zoo is er zoo conscientieus mogelijk naar gestreefd den lezer met Spinoza zelf, in zijn eigenaardige denkwijze te laten kennismaken, en niet met eenige tegenwoordig gangbare pantheïstische en causaaldeterministische beschouwingen, die zeker een hoofdbestanddeel van Spinoza's denken uitmaken en den hedendaagschen lezer aangenaam bekend zouden aandoen, maar die hem niet bekend zouden maken met de hoogst eigenaardige wijze, waarop Spinoza denkt en vooral, waarop hij zijn denkbeelden inkleedt.
Zoo is er dus veel in den opzet van het boekje te prijzen. Maar niettegenstaande dat meen ik, dat het het bewijs geeft, dat de opgaaf in 48 bladzijden een denkbeeld van Spinoza en van zijn wijsbegeerte te geven, onuitvoerbaar is.
En dat is niet te verwonderen. De Ethica toch is een boek van zeer bijzonderen stijl. Een lezer, gewend aan onze hedendaagsche literatuur, die plotseling tegenover eenige stellingen en bewijzen uit Spinoza's Ethica wordt gesteld, zal daar waarschijnlijk denzelfden indruk van ontvangen, als een kapper, gewend aan wassen busten en reclameplaten voor parfumerieën en haarmiddelen, zou ontvangen van een Gothisch beeld. Er is eenige studie noodig om in Spinoza's denk- en redeneerwijze door te dringen; eerst langzamerhand ondergaat men de bekoring ervan.
Niet geheel juist lijkt het mij, dat Prof. Ovink van Spinoza getuigt: ‘Hij zegt - altijd op zijn mathematische manier en schijnbaar onbewogen - vele ware en mooie dingen. Maar het is ondanks zijn systeem.’ Ik betwijfel zeer of het ‘mooie’, dat wij in Spinoza bewonderen, dien indruk maakt ondanks zijn systeem. Spinoza hield zijn systeem voor een middel om objectieve waarheid te vinden. Die meening zullen wel niet veel moderne lezers met hem deelen. Maar toch geloof ik, dat dat ‘onjuiste’ systeem de oorzaak is, waardoor het boek zulk een monumentalen indruk maakt. Het mathematische systeem legt den schrijver een strenge discipline op; het dwingt hem zijn gevoelens volkomen te beheerschen. Het staat hem nooit toe zich te laten gaan. Daardoor stelt Spinoza zijn gevoelens nooit op den voorgrond, ja hij drukt ze nooit direct uit en het kost ons eenige moeite ze te vinden in de ons vreemd aandoende quasi-mathematische redeneeringen. Maar wanneer wij ze daarin, of beter gezegd daaronder gevonden hebben, maken zij ook meer indruk, dan zij zouden kunnen maken bij een schrijver, wien het erom te doen is zijn gevoelens door hetgeen hij schrijft openbaar te maken.
Nu kan men zeggen dat ik hier de eischen veel te hoog stel, en dat het niet mogelijk is een zoo grondige kennis van Spinoza mee te deelen in een zoo weinig omvangrijk werkje. Ik geef dit toe, maar vraag mij toch af of men met minder dan de vervulling dier eischen tevreden mag zijn.
W.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten