McMinn
werd geboren op 12 november 1922 in Port Neches, Texas. Hij studeerde
theologie, Engels en Griekse filosofie en begon als theologieprofessor aan het Southern
Baptist Seminary in New Orleans, maar besloot de filosofiekant op te gaan,
behaalde zijn Ph.D.-filosofie en werd in 1960 filosofieprofessor aan de
University of Alabama, waaraan hij dertig jaar doceerde en voorzitter werd van
de afdeling filosofie. Hij was een man met vele interesses, was componist,
essayschrijver en dichter. McMinn ging met emeritaat in 1987, maar bleef doceren
tot 1990. Hij overleed donderdag 4 april 2014 op 91-jarige leeftijd in het Medical
Center Hospital in Odessa in Texas.
Zijn
handtekening als Religious Work Secretary, Y.M.C.A.
● J. B. Mcminn, Value and Subjectivity in Kierkegaard. In Review & Expositor, First Published October 1, 1956
● J. B. McMinn, Fusion of the Gods: A
Religio-Astrological Study of the Interpenetration of the East andthe West in
Asia Minor. In: Journal of Near Eastern Studies, Vol. 15, No. 4 (Oct., 1956),
pp. 201-213
● J. B. McMinn, The Mythos of Progress and
Neo-Orthodoxy. In: Journal of the American Academy of Religion, Volume XXVI,
Issue 1, January 1958, Pages 23–28 [cf.]
● A Hellenistic Legacy: The Foundation for an
‘Unorthodox’ World View within the Byzantine Tradition [part one]. In: Kernos, 1, 1988, pp. 63-77. [Cf.
aldaar PDF] Part two vol. 2, 1989
Hier
gaat het me uiteraard om zijn artikel
● J. B. McMinn, A Critique on Hegel’s Criticism of Spinoza’s
God. Kant Studien 51, 1959/1960,
294-314.
Het is
geschreven ver voor de grote studies, zoals Pierre Macherey’s Hegel ou Spinoza. Ik vind het ’n
gedegen, goed geschreven artikel. Hij brengt korte analyses van Spinoza's en Hegels filosofie, schetst hoe Hegel Spinoza leest en bekritiseert en dan doet hij datzelfde op zijn beurt. Daar ik graag wil bevorderen dat bezoekers van dit blog het
lezen, neem ik het hieronder op.
Maar er is wel iets merkwaardigs in zijn betoog. Hoewel hij verschillen aangeeft, benadrukte McMinn dat de systemen van Spinoza en Hegel fundamenteel gelijk waren. Hij volgde de opvatting van Myer (cf. vorige blog) en stelde dat “Spinoza, in his Ethics, following the ordine geometrico demonstrata, has employed the synthetic method, while Hegel, particularly in his Phenomenology and Science of Logic, following the dialectic, has employed the analytic method.” [ p. 303].
Verder was McMinn van mening dat Spinoza en Hegel het over dezelfde God hadden: “[T]he general purpose of this essay is to show that Spinoza’s and Hegel’s God are essentially the same God and that the differences pointing out in the Hegelian criticism are primarily semantic and systematic distinctions. [...]
Though Spinoza and Hegel adopt antithetical methodologies and employ a different set of categorical terms to formulate their systems, they have, nevertheless, at the center of their systems essentially the same metaphysical object, viz. the God of Substance and Spirit.” [p. 297.]
Hoewel Hegel er vanuit ging dat hij zich stelde op het standpunt van Rede en Geest, terwijl Spinoza zich stelde op het standpunt van substantie en begrip, stelt McMinn uiteindelijk dat Spinoza datzelfde standpunt van geest en rede bereikte: “Spinoza and Hegel, I conclude, converge on Absolute Spirit.” [p. 314]
Ondanks deze aanvechtbare uitgangspunten en conclusies, acht ik het een interessant artikel dat veel van Hegels Spinoza-lezing verduidelijkt.
Maar er is wel iets merkwaardigs in zijn betoog. Hoewel hij verschillen aangeeft, benadrukte McMinn dat de systemen van Spinoza en Hegel fundamenteel gelijk waren. Hij volgde de opvatting van Myer (cf. vorige blog) en stelde dat “Spinoza, in his Ethics, following the ordine geometrico demonstrata, has employed the synthetic method, while Hegel, particularly in his Phenomenology and Science of Logic, following the dialectic, has employed the analytic method.” [ p. 303].
Verder was McMinn van mening dat Spinoza en Hegel het over dezelfde God hadden: “[T]he general purpose of this essay is to show that Spinoza’s and Hegel’s God are essentially the same God and that the differences pointing out in the Hegelian criticism are primarily semantic and systematic distinctions. [...]
Though Spinoza and Hegel adopt antithetical methodologies and employ a different set of categorical terms to formulate their systems, they have, nevertheless, at the center of their systems essentially the same metaphysical object, viz. the God of Substance and Spirit.” [p. 297.]
Hoewel Hegel er vanuit ging dat hij zich stelde op het standpunt van Rede en Geest, terwijl Spinoza zich stelde op het standpunt van substantie en begrip, stelt McMinn uiteindelijk dat Spinoza datzelfde standpunt van geest en rede bereikte: “Spinoza and Hegel, I conclude, converge on Absolute Spirit.” [p. 314]
Ondanks deze aanvechtbare uitgangspunten en conclusies, acht ik het een interessant artikel dat veel van Hegels Spinoza-lezing verduidelijkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten