woensdag 13 september 2017

Kees Schuyt’s voortreffelijke Spinoza-boek


Het is zover – ik kan mijn leeservaring weergeven met dit boek van Kees Schuyt: Spinoza en de vreugde van het inzicht [Balans, 2017, 333 blz.]. Ik zal niet verder uitweiden over waarom ik het aanvankelijk niet wilde lezen – ik gaf daarover informatie in diverse blogs. Maar uiteindelijk kon ik er niet omheen: ik móest het lezen. Zoveel boeken over Spinoza verschijnen er niet. En dit lijkt bij nader inzien niet zomaar een boek! Het is een zeer aantrekkelijk boek over Spinoza juist daar het behalve het enthousiasme van de auteur en de vele informatie over Spinoza en het Spinozisme die hij biedt, juist ook door de weergave van zijn wortsteling met bepaalde kanten van Spinoza die hij aanging en waarvoor hij ofwel een bepaalde interpretatie geeft of zijn kritiek op bepaalde aspecten van Spinoza geeft, ook een persoonlijk boek is. Kortom, precies wat ik van een dergelijk boek verwacht. 
Ik heb het boek dan ook met veel genoegen gelezen. Hier is een adept van Spinoza aan het woord, die niet als vanzelf Spinoza overal gelijk in geeft, maar met hem in discussie gaat. Een paar maal, aan het begin en het eind van zijn boek, spreekt de schrijver er zijn twijfel over uit of hij wel de juiste interpretatie had gevonden; maar het is zíjn interpretatie waarmee hij verder kan met Spinoza. En dan, zegt hij, als er vrijheid van denken is, is er ook vrijheid van interpretatie. En daarmee meent hij niet dat het iedereen vrij staat zo maar luk raak een interpretatie die iemand beter uitkomt te formuleren. Dat kun je van Schuyt niet zeggen: hij doet zeer zijn best erachter te komen wat en hoe Spinoza het bedoelt en hij bestudeert daarvoor het denken in Spinoza’s tijd, en degenen die Spinoza mogelijk volgde of waarvan hij zich juist afkeerde. Bij een serieuze zoektocht naar het begrijpen van Spinoza kan de serieuze bestudeerder niet om de interpretaties van andere geleerden heen – behalve je weg vinden door het labyrint van Spinoza zelf, moet je ook je weg vinden door dat van de secundaire Spinoza-literatuur en daar kun je dan juist een afslag gekozen hebben, die in de geschiedenis van het latere denken toch een doodlopende weg bleek te zijn. Ik zal daar straks een enkel voorbeeld van geven. Maar dát Schuyt zich vele jaren heeft bezig gehouden met Spinoza (van 1991 tot 2007 was hij bestuurslid en voorzitter van de Ver. Het Spinozahuis) en daarbij ook eens een boek van een Spinoza scholar opensloeg, is door het boek heen duidelijk.

Schuyt heeft uiteindelijk gekozen voor een behandeling van Spinoza filosofie door zijn werken langs te lopen in de chronologische volgorde waarin ze – hoogst waarschijnlijk – zijn ontstaan. Dat geeft tevens de mogelijkheid iets van veranderen van denken op onderdelen te laten zien. Schuyt legt echter – en met recht – het accent op de opvallende systematiek en gelijkluidendheid van Spinoza door de tijd heen: hij moet al op tamelijk jonge leeftijd denkbeelden over de hoofdlijnen van hoe de werkelijkheid volgens hem in elkaar stak hebben gehad. Deze chronologische benadering, opgedeeld in een eerste deel met de eerste of vroege geschriften (TIE, KV en PPC), het volgende deel met de hoofdwerken (TTP en Ethica) waarbij wat de laatste aangaat, telkens een eigen hoofdstuk aan elk van de vijf delen wordt besteed. Tenslotte is er het kortere laatste deel over de Politieke Verhandeling en een slothoofdstuk met enkele (persoonlijke) conclusies.

Kees Schuyt; foto van uitgeverij Balans
Plezierig is hoe de auteur bij elk boek van Spinoza dat hij behandelt iets van de ontstaansgeschiedenis geeft en – zonder te overdrijven – met enige aandachtspunten vanuit de secundaire literatuur komt. Anders dan een recensent het omschreef vond ik het daarmee bepaald niet op iets als een syllabus lijken. Nee, het is een echt boek, waarin de diverse hoofdstukken geïntegreerd zijn en waarbinnen de auteur coherente opmerkingen plaatst. Het aantrekkelijke is juist hoe het een boek wordt doordat de auteur er regelmatig persoonlijk getinte opmerkingen doorheen plaatst. Hij had wellicht - juist door zijn chronologische opzet - nog iets meer accent kunnen leggen op de ontwikkeling van/in Spinoza's denken: hoe hij m.b.t. sommige zaken van gedachten veranderde of accenten anders legde en zich b.v. verder losmaakte van Descartes. Schuyt legt het accent op wat óók waar is: de opvallende consistentie op de hoofdlijnen van zijn denken vanaf zijn vroege werken.
Er is een aantal thema’s, waarvan enkele op meerdere plaatsen in het boek terugkomen, waarmee de auteur a.h.w. met Spinoza in debat gaat – waar hij het niet eens kan zijn met de door hem zeer gerespecteerde filosoof en hij kritiek op diens visie heeft. Ik noem er enkele.
Macht is recht
In zijn bijzonder heldere hoofdstuk over Spinoza’s politieke filosofie en staatsopvatting – je kunt zien dat hij zich daar op zijn eigen terrein bevindt en thuis voelt – schetst hij dat Spinoza een machtsstaat voor ogen heeft en nog geen oog heeft voor de rechtsstaat, zoals die zich later ontwikkelde: de staat die zich zelf ook aan wetten te houden heeft. Interessant is zijn paragraaf, waarin hij een typering geeft van Spinoza’s democratie-opvatting. Als eerste aandachtspunt noemt hij de verhouding tussen recht en macht die bij Spinoza leidt tot een staatsopvatting, waarbij de hoogste overheid absolute macht heeft of dient na te streven. Hij vat Spinoza’s uitspraken over de relatie tussen macht en recht samen in “macht is recht” en legt dat uit alsof Spinoza een normatieve uitspraak deed, n.l. dat uit macht recht ontstaat, terwijl m.i. Spinoza alleen beschreef hoe dingen in de natuur gaan (grote vissen eten kleine op) en de visie verkondigde dat er in de natuur geen (vanuit een transcendentie opgelegde) rechtsnormen te vinden zijn: ieder doet waartoe hij in staat is en niets dat dat belet (dan andere actoren in de natuur) – zo is de natuur; menselijk recht ontstaat doordat mensen zich aaneensluiten en normen en wetten formuleren – ook dat ontstaat uit hun natuur. Wellicht is Schuyt teveel meegegaan met de lezing van Robert McShea, wiens The Political Philosophy of Spinoza uit 1968 hij enige malen citeert. Verrassend vond ik hoe hij met terechte erkenning en waardering schrijft over en gebruik maakt van Angela Roothaan's studie uit 1996 Vroomheid, vrede, vrijheid: een vorm van eerbetoon aan een enigszins miskende Spinoza scholar.
Vrijheid versus determinisme?
Eruit springt de moeite die Schuyt heeft met Spinoza’s necessitarisme en met name heeft hij moeite met de relatie die Spinoza ziet tussen zelf-determinisme en vrijheid. Schuyt heeft moeite met Spinoza’s definitie van vrijheid: “Men noemt ‘vrij’ iets dat alleen krachtens de noodzaak van zijn eigen natuur bestaat en dat alleen door zichzelf tot handelen aangezet wordt. Noodzakelijk, of liever ‘gedwongen’ noemt men iets dat door een andere aak tot een welbepaalde wijze van bestaan en handelen wordt aangezet.” (Ethica 1/Def7). Bij Spinoza is duidelijk; alleen God is vrij, mensen worden door God tot bestaan en handelen gebracht. De ethische opzet is vervolgens om zo goed mogelijk de macht of conatus die je van de natuur meekreeg te realiseren en ontwikkelen, zoveel mogelijk uit jezelf te handelen, je door wat in je is te laten bepalen (determineren), kortom: zo vrij te worden als je maar mogelijk is. Schuyt heeft hier moeite mee en verlangt een vrijheidsbegrip (ruimte voor vrije wil) die Spinoza echter juist ontkent. Het is niet verwonderlijk dat Schuyt als een van de motto’s van z’n laatste hoofdstuk een passage uit Henry Rosenthal nam: “Freedom is resistance to determination.” Je verzetten tegen bepalingen van buitenaf is de ‘opdracht’ van de conatus die je aanzet om in je bestaan te volharden. Dat is juist, maar dat verzetten en verdedigen tegen krachten uit de omgeving is slechts een deel van het verhaal. Bij Spinoza is vrijheid je door je eigen natuur laten bepalen: vrij en in staat zijn om te doen wat in je vermogen is. Dat vindt Schuyt niet genoeg. Zijn worsteling hiermee op diverse plaatsen, maakt het boek juist best wel aantrekkelijk.  
Formele en actuele essentie
Schuyt volgt David Savan in het onderscheid dat Spinoza zou maken in formele en actuele essentie. Savan is trouwens de enige niet – er zijn meerdere Spinoza scholars die daarin meegaan. Dat je daarover ook anders kunt denken liet Henk Keizer zien in zijn laatste artikel (cf. blog), die laat zien dat Spinoza t.o. ‘formele’ de ‘objectieve’ essentie zet. Ik wijs er alleen op dat de stelligheid waarmee Schuyt schrijft: “David Savan ziet een deel van de oplossing van deze lastige kwestie in het onderscheid dat Spinoza aanbrengt en systematisch aanhoudt tussen de actuele essentie en de formele essentie van een ding…” Er is niet één plaats aan te wijzen waarin Spinoza zelf die dichotomie aanbrengt, laat staan dat hij dit ‘systematisch volhoudt:’ het zijn Spinoza scholars die deze tweedeling aan de Ethica menen te onttrekken. Dat geeft soms merkwaardige resultaten.
Kort nog enige mij bevreemdende opmerkelijke zaken (soms, niet altijd, kleinigheden):
1• Schuyt ziet Spinoza blijkbaar als pantheïst. Hoe kan hij anders schrijven dat God zelf het universum is (p. 84). Ziet hij niet dat bij Spinoza God (de substantie en de attributen) de natura naturans is, terwijl het universum tot de natura naturata behoort. Spinoza noemde uitdrukkelijk in de brief aan Schuler de facies totius universi als ’t door Tschirnhaus gevraagde voorbeeld van een middellijke oneindige modus. Dan is het wat vreemd om mee te gaan met hen die beweren dat Spinoza God als het universum ziet.
2• Mij komt vreemd over te lezen “Spinoza’s confused ideas” (p. 41) en ‘the slings and arrows of life’ (KV 2.6 en 2.7) (p. 201): alsof Spinoza Engels schreef!
3• Hij noemt Spinoza een “God-gelovig rationalist” (p. 50). Klinkt mij vreemd in de oren: Spinoza geloofde niet in God, maar wist, begreep dat God (zoals hij hem omschreef) bestaat.
 
4• Schuyt heeft een enigszins eigenzinnige 'vertaling' van het begrip 'Welstand' in de Korte Verhandeling van GOD de MENSCH en deszelvs WELSTAND, n.l. "een fundamentele instemming met het bestaan." Dit meldt hij enige malen (o.a op p. 52);. Hier zit wel heel veel interpretatie in het vertalen. Maar ik begrijp hem wel en kan me er niet tegen verzetten (maar zou daar zelf nooit opgekomen zijn}.   
5• Ik citeert een wel heel merkwaardige passage: "Dit logische systeem van Substantie - Attributen - Modi is de kern van Spinoza's metafysica, waarin hij een belangrijke plaats toekent aan de fysica, de werkelijkheid gezien vanuit het attribuut Uitgebreidheid, én  tegelijk aan de zedeleer, de werkelijkheid gezien vanuit het attribuut Denken." [p. 63] Waar hij deze tweedeling vandaan heeft mag Joost weten. Zo'n vreemde uitleg verwacht je niet van iemand die goed thuis is in Spinoza. Als de fysica het domein van alleen de Uitgebreidheid is, waar komt dan de kennis die de natuurkunde verzamelt vandaan? En Denken als het domein van de zedeleer? Merkwaardig. Nee, deze vergaande scheiding en verdeling van de attributen over twee domeinen is volstrekt niet Spinozistisch. Uiteraard bestaat de natuur, de werkelijkheid die de natuurkunde onderzoekt uit dingen die een samenstel (ja, een eenheid) van iets uitgebreids én het bijbehorend denken (of idee ervan). In dezelfde geest had hij al eerder (op p. 33) een vergelijkbaar vreemd onderscheid aangebracht tussen Natuur (geschreven met hoofdletter) waartoe ook het Denken behoort, en natuur (met kleine letter), van alle dingen en natuurverschijnselen, die zoals hij het aanduidt alleen met Uitgebreidheid beschreven zouden kunnen worden. Erg vreemd, zoals hij kennen en denken uit die wereld laat - ook al maakt de mens, waar hij op wijst, er deel van uit. Hier is door de auteur niet goed over nagedacht.

6• Op diverse plaatsen gebruikt Schuyt i.v.m Spinoza de term ‘eerste oorzaak’, terwijl die volgens mij bij Spinoza niet in deze betekenis voorkomt. Regelmatig gebruikt Spinoza de termen “en zo tot in het oneindige”. Hij heeft er namelijk helemaal geen moeite mee dat causale reeksen oneindig kunnen zijn - voor hem hoeft er geen ‘stop’ bij een ‘eerste oorzaak’ te zijn. (p. 145, 146, 151, 152).
7• De ‘geest van God’ (p. 160) vloeit Schuyt makkelijk uit de pen, zoals ook ‘Gods oneindig verstand’ (p. 165); dat is nog Cogitata Metafysica terwijl Spinoza in de Ethica uitdrukkelijk betoogt dat het (oneindige) verstand niet aan God behoort, maar in de natura naturata moet worden gevonden. Het verstand is iets wat uit God (het attribuut Denken) voortvloeit: een effect waarvan God de oorzaak is.
8• Het “idem est” (is hetzelfde) in de belangrijke stelling 2/7 vertaalt hij “is gelijk aan” (p. 165), maar op p. 181 heeft ook Schuyt “dezelfde”. Ik wijs er slechts op dat het nogal uitmaakt of iets hetzelfde is of gelijk is. Ik noteer het hier slechts.
9• Hoe kan begeerte een passieve emotie zijn (zoals Schuyt schrijft op p. 209-210), terwijl het de essentie van de mens uitmaakt?
10• Hij noteert de rede als ‘de essentie van de mens’ (p.233), waar je dat niet zo duidelijk bij Spinoza kunt vinden. In tegendeel eigenlijk, want Spinoza vergelijkt het omschrijven van “de mens als redelijk dier” met een omschrijving als “tweebenig, ongevederd dier”- het is maar waar jij het accent op legt.
Slechts drie fouten kon ik ontdekken:
•  Op p. 27 heeft hij het over “de Amsterdamse drukker Jan Hendriksz. Glazemaker” die de Opera Posthuma zou hebben gepubliceerd. Glazemaker was vertaler van o.a. De Nagelate Schriften; Jan Rieuwertsz was de uitgever.
•  Op p. 287 staat in het citaat ‘vrede’ waar ‘oorlog’ moet staan.
•  En dan is er nog vergissing waar ook de NRC-recensent Menno Lievens op wees, dat hij Henry Moore, de beeldhouwer, en niet de filosoof en ethicus G.H. Moore noemde als degene die Ludwig Wittgenstein de titel van diens Tractatus Logico-Philosophicus voorstelde.
Deze kunnen bij een herdruk die ik het boek van Schuyt gun en zie krijgen, verbeterd worden.
Een bibliografie (nu worden boeken alleen in de noten genoemd) en een index zouden wel handig zijn geweest, dan werd het nog meer een echt studie- en vooral handboek .
Tot slot nog maar eens: ik heb van dit boek genoten – het is een verrukkelijk boek, waarin de lezer allerlei wetenswaardigs van en over Spinoza voorgeschoteld krijgt én de discussies die Schuyt regelmatig opzet over zaken die hij onduidelijk of achterhaald vindt. Als ik alle inleidingen die er in Nederland bestaan overzie is deze handleiding van Schuyt de beste – zowel de best leesbare en de compleetste als de inhoudelijk waardevolste. Een boek waaraan geïnteresseerden in Spinoza echt iets aan hebben (in tegenstelling tot de boeken van Maarten van Buuren).

7 opmerkingen:

  1. Dank je wel Stan voor deze recensie. Ik heb enkele boeken van Schuyt in de kast en zo te horen past deze perfect in het rijtje.
    Dus dank!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Stan, ... en toch zegt Spinoza in 5/40s: "Hieruit blijkt (...) dat onze geest voor zover hij begrijpt een eeuwige modus van denken is die wordt bepaald door een andere modus van denken, die weer door een andere, en zo tot in het oneindige - op zo'n manier dat allemaal samen het eeuwige en oneindige verstand van God vormen."

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Adèle,
    Ik begrijp niet waarom je deze reactie plaatst? Ontken ik dat ergens? Kun je s.v.p. verduidelijken waarop dit een reactie is?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Dat was een reactie op punt 7. Schuyt mag dus gewoon spreken van '"Gods oneindige verstand", zonder zich schuldig te maken aan "dat is nog Cogitata Metafysica".

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Goed dat je me op 5/40s wijst. Als je dit in overeenstemming met 1/30 en 1/31 leest (en daarbij 1/17s niet vergeet), verwijst 'Gods oneindige verstand' niet naar een verstand in of behorend tot Gods wezen, maar een oneindig verstand in de natura naturata. Als Spinoza hier over 'Gods oneindige verstand' spreekt, kun je dat zo verstaan dat hij God de natura naturata binnenhaalt (een pantheïstische uitleg) of dat hij erop wijst dat de natura naturata (dus ook het oneindige verstand) volgens 1/15 IN God bestaat en in die zin (en alleen die zin) als het verstand van God mag worden gezien (een panentheïstische lezing). Ieder kiest er het zijne of hare uit.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. ... of je geeft in jouw denken meer ruimte aan God immanent.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Omdat ik na enkele pogingen de Ethica te lezen en te begrijpen tot de conclusie kwam dat mijn verstand in zijn huidige toestand daartoe niet toereikend is, besloot ik te beginnen met de Verhandeling over de verbetering van het Verstand. Maar reeds bij de zin 'Nadat de Ervaring....en maximale vreugde.' merkte ik dat ik ook daar al niets van begrijp. Hoe kan de toch Beperkte ervaring leren dat Alles wat in het dagelijks leven voorvalt ijdel en futiel is? (Is een kind krijgen ijdel en futiel?)
    Hoe kan iemand goed en kwaad zover buiten de menselijke ziel zetten, alsof de belevenissen van die ziel niet het echte leven uitmaken? Hoe kan Spinoza, bij wie alles in God is, de dagelijkse dingen van het leven ijdel en futiel noemen, terwijl die toch ook 'in God'moeten zijn. En ze zijn bovendien niet echt goed want Spinoza gaat een waarachtig goed zoeken. Zijn er dan delen van God meer of minder goed? Bovendien:'goed'is toch niet echt goed maar alleen een bewogen zijn van de ziel? En is dat bewogen zijn van de ziel niet ook de natuur=God? Spinoza zoekt iets waarvan hij eindeloos kan genieten. Maar is genieten dan niet een beweging van de ziel, die hij net als maatstaf voor 'goed' heeft ontkracht? Hoe kan Spinoza op het eind aanraden in de taal van de gewone man te schrijven, terwijl hij dat zelf niet doet? Zoals gezegd: ik ben kennelijk reeds voor deze Verhandeling te dom. Kan iemand mij helpen?

    BeantwoordenVerwijderen