vrijdag 29 september 2017

Ludwig Büchner (1824 – 1899) legde Spinoza uit in de trant van zijn eigen radikaal materialistische denken


Ludwig Büchner was arts, natuurwetenschapper en filosoof, die in de zgn. Materialismusstreit die in de 19e eeuw woedde, naast Carl Vogt en Jakob Moleschott een van de vruchtbaarste en succesvolste vertegenwoordigers van het radikale natuurwetenschappelijke materialisme was. Hij was een van de belangrijkste, zeker populairste filosofen van de 19e eeuw. Maar, anders dan zijn oudere broer, de toneelschrijver en filosoof Georg Büchner (1813-1837), hoor je weinig meer over Ludwig.
In de herfst van 1844 verbleef Ludwig enige maanden in Straatsburg waar hij zich als student medicijnen aanmeldde, toen daar ook Wilhelmine Jaeglé weer woonde met wie Georg verloofd was geweest. Ten afscheid schonk Wilhelmine Jaeglé Ludwig het script van Georg Büchner over Spinoza met op de eerste bladzijde de opdracht: "à Louis. Le 4 Décembre 1844". [Cf. en cf.] Al vroeg moet hij dus – in ieder geval via zijn jong overleden broer - van Spinoza hebben gehoord.
Ludwig studeerde filosofie en geneeskunde in Gießen waar hij Vogt leerde kennen. In 1848 deed hij zijn staatsexamen en verwierf een positie als privaatdocent aan de Universiteit van Tübingen. Onder invloed van de revolutionaire ideeën van zijn overleden oudere broer Georg nam hij in 1848, als lid van de door Vogt geleide burgerwacht, deel aan de Maartrevolutie. Gedurende de jaren van de reactie richtte hij zich op het uitschakelen van het ondemocratische regime. Najaar 1848 promoveerde hij cum laude op Beiträge zur Hall'schen Lehre von einem excimotorischen Nervensystem. Hij verdedigde zijn proefschrift met de stelling: ‘De persoonlijke ziel is zonder een materieel substraat ondenkbaar’. Hieruit spreekt al duidelijk zijn materialistische wereldbeschouwing. Na zijn promotie, vanaf 1849, werkte hij als arts in Tübingen en als privaatdocent in de medische faculteit aldaar. Daar kwam hij in 1854 voor het eerst in aanraking met de leer van Jacob Moleschott, een "Hauptvertreter und Begründer des naturwissenschaftlichen Materialismus" (volgens Dreisbach-Olsen). Om nog slechts één gegeven te noemen: in 1881 stichtte hij de Deutscher Freidenkerbund om weerstand te bieden tegen de macht van de staatskerken in Duitsland [cf. wiki].

 

Kraft und Stoff
In 1855 verscheen zijn belangrijkste boek Kraft und Stof [cf. archive.org de editie uit 1902]. Zelf zag hij het als een dappere poging om "die bisherige theologisch-philosophische Weltanschauung auf Grund moderner Naturkenntnis total umzugestalten." Het boek was buitengewoon succesvol, kreeg 21 edities en werd in wel 15 talen vertaald. Zijn latere werken (zo’n 30 titels) zijn eigenlijk varianten van de hierin neergelegde gedachten. Evenals Moleschott, Vogt en andere tijdgenoten zette hij zich af tegen elke teleologie, de scheppingsidee, het levenskrachtbegrip, het zielsbegrip en de godsidee. Hij verwierp dan ook God, de schepping, zag godsdienst als louter schepping van mensen, ontkende de vrije wil en was van mening dat geest en bewustzijn verklaard dienden te worden uit de fysieke toestanden van het brein, zoals ze geproduceerd werden door materie in beweging.
Vanwege de materialistische ideeën in Kraft und Stoff werd hem zijn lesbevoegdheid ontnomen. Hij keerde terug naar zijn geboorteplaats Darmstadt, waar hij als praktiserend arts in zijn levensonderhoud voorzag, maar ook tijd vond voor het schrijven en zich te wijden aan kunst en literatuur.
Als radicaal materialist putte hij uit het werk van andere materialisten om het materialistische karakter van hun filosofisch belangrijke natuurwetenschappelijke kennis van die tijd te benadrukken en hun onderzoeksresultaten te populariseren en te verspreiden. Dit mede met de opzet om de belangrijkste grondstellingen van de christelijke religie te weerleggen. Zo putte hij ook uit Moleschotts Kreislauf des Lebens (1852). Het uitgangspunt van Kraft und Stoff is de door Moleschott benadrukte eenheid van kracht en materie. Uit deze eenheid volgt onmiddellijk de onmogelijkheid van immateriële zielen, daar deze zonder een stoffelijke drager niet kunnen bestaan. Hij wijst ook op de afhankelijkheid van het denken van de hersenen. Door beweging van de materie, de hersenen, wordt gedacht.
Zoals de titel van zijn hoofdwerk al laat zien, beschouwt Büchner de begrippen ‘Kraft’ en ‘Stoff’ als dé centrale begrippen van zijn wereldbeschouwing. Beide ziet hij als "untrennbare Einheit.” "Es gibt keinen Stoff ohne Kraft, aber auch keine Kraft ohne Stoff:" (p. 46). Die Kraft ist die Ursache jeglicher Bewegung, kann aber nur als Teil eines Stoffes in Erscheinung treten. Deshalb ist die Kraft die sichtbare "Eigenschaft der Stoffe.” Deze zijn volgens Büchner onsterfelijk, onvernietigbaar en onbegrensd in de tijd - organische zowel als anorganische vormen zijn “keine Neu-bildungen”, maar slechts vormen van de "unendlichen, ewig sich gleichbleibenden Stoffvorrath." Ze zijn alleen afhankelijk van de natuurwetten. En: "Das Naturgesetz besteht nicht neben oder außer der Materie oder der Natur, sondern es ist eins und dasselbe mit ihr oder ihrem Wesen.”

Spinoza wordt ingelijfd
Op één plaats in Kraft und Stoff komt Spinoza voor. Althans in de laatste edities. Nadat ik de hierna volgende passage in de Duitse Fraktur via OCR had omgezet naar hedendaagse tekst, ontdekte ik dat
Zeno.org dat ook gedaan had met het hele boek, maar kennelijk een veel vroegere editie (zonder jaartal), want daarin komt Spinoza niet voor en blijken er behoorlijk veel herschrijvingen te zijn doorgevoerd. Ludwig Büchner is dus aan zijn boek blijven schaven.

[Uit het hoofdstuk “Die Gottesidee” in Kraft und Stoff] [226]
Es gibt Philosophen, welche allen Schwierigkeiten zu entgehen meinen, indem sie zwischen den Begriffen »Gott« und »Welt« keinen Unterschied machen und annehmen, daß Gott nicht außer oder über der Welt sei, sondern in ihr selbst darin stecke, sich gewissermaßen in die Welt verwandelt und ihr damit alle Vollkommenheit seines Wesens mitgetheilt habe. Da hapert es denn freilich mit der Vollkommenheit nicht weniger als bei dem persönlichen Gott. Sehr witzig bemerkt der Philosoph Schopenhauer gegen diese patheistische oder Allgott-Theorie: ,,Einen Gott, der sich hätte beigehen lassen, sich in sechs Millionen Negersclaven mit sechszig Millionen Peitschenhieben täglich oder aber in drei Millionen europäischer Weber zu verwandeln, einen solchen Gott müßte doch wahrlich der Teufel geplagt haben!” Wenn Gott in uns Allen und gewissermaßen die Seele der Welt ist, so nimmt er in der That an allen ihren Schlechtigkeiten und Unvollkommenheiten unmittelbaren Antheil. Er bekommt in uns allen Zahn- oder Leibschmerz, er leugnet oder lästert in dem Mund des Einen sich selbst, während er in dem des Anderen sich ehrt und anbetet. Er thut in dem Einen das Gute, während er in dem Andern das Schlechte vorzieht und damit seine eignen Gesetze bekämpft. Er quält sich selbst mit unlösbaren Räthseln, stirbt in jedem Einzelnen unter Zweifeln und Schmerzen, belohnt oder bestraft sich selbst in einemkünftigen Leben usw. oder muß all den grenzenlosen Unsinn verdauen, der bereits von den Menschen über ihn selbst ausgekramt worden ist und fortwährend ausgekramt wird. [227]
[Spinoza haalt hij binnen naar zijn eigen denken]
Geht man nun aber noch einen Schritt weiter und sagt, diese Gründe bedeuteten um deswillen nichts, weil Gott in der Welt keine Persönlichkeit besitze, also auch keine Empfindung haben könne, sondern nur, wie Spinoza angenommen hat, der eigentliche materielle Grund der Welt oder die einige, ewige und unendliche Substanz selbst mit ihren beiden Hauptmerkmalen der Ausdehnung und des Denkens sei, so fällt jeder wirkliche Unterschied zwischen Gott und Welt hinweg, und wir stehen wieder aus dem Boden der materialistischen oder Einheitsphilosophie d. h. wir sind bei den unerschiitterlichen Begriffen des ewigen Stoffs und der ewigen Kraft angelangt. Daß damit der Glaube an ein schaffendes, erhaltendes Princip der Welt hinwegfällt und als das höchste uns bekannte geistige Princip die menschliche Vernunft übrig bleibt, bedarf keiner weiteren Erläuterung. Diese Vernunft steht daher ganz allein auf sich selbst und ist die einzige Richterin über sich und die Wahrheit. Alle Wahrheit liegt daher lediglich in uns selbst und in unserem freien Denken, welches unverträglich ist mit jeder Art von Autoritätsglauben, und welchem Niemand (und sei er auch der gelehrtesten einer) wagen darf, bestimmte Grenzen setzen zu wollen. Wenn sich dieses freie Denken ebenso wie das persönliche Bewußtsein aus eine allerdings unerklärliche und vielleicht immer unerklärt bleibende Weise aus dem ewigen Spiel der Atome nach und nach losringt, so ist dieses an und für sich nicht wunderbarer oder unbegreiflicher, als alle übrigen, wenn auch vielleicht weniger verwickelten Naturvorgänge und als die gesammte Entwicklung der Welt selbst. Nicht Gott erschafft die Welt, sondern der Gottgläubige erschafft Gott und damit auch alle aus diesem Glauben entspringenden nachtheiligen Folgen und Folgerungen, während umgekehrt das freie durch keine Autorität bestimmte Denken zur Freiheit, zur Vernunft, zum Fortschritt, zur Anerkennung der Rechte des Menschen und des echten Menschenthums, mit einem Wort zum [228] Humanismus führt. Dieser Humanismus aber strebt die volle freie Menschheit an und sucht die Beweggründe seiner Sittlichkeit nicht in äußerlichen Beziehungen zu einem außerweltlichen oder übermenschlichen Gott, sondern in sich selbst und in dem Glück der Menschheit.

______________

Bronnen
Pagina » Radicaal materialisme en de ‘Materialismusstreit’ «  [mooi overzicht van de K Koninklijke Bibliotheek]
Pagina “Molenschott en het materialisme” bij de Koninklijke Bibliotheek
Pagina "Moleschott en het spinozisme" bij de Koninklijke Bibliotheek
Frederick C. Beiser, After Hegel: German Philosophy, 1840–1900. Princeton University Press, 2016 – books.google
De.wikipedia over Ludwig Büchner [er bestaat niet zo’n Nederlandse pagina!]
Büchner, Friedrich Karl Christian Ludwig (Louis) (1824--99) - Lemma in: Routledge Encyclopedia of Philosophy, ed. Edward Craig, Vol. 2, London/ New York: Routledge 1998, 48-51. [PDF]
Michael Glebke, Die Philosophie Georg Büchners. Tectum Verlag DE, 1995 – books.google
Ludwig Büchner, Kraft und Stoff oder Grundzüge der natürlichen Weltordnung. Frankfurt: Meidiger Verlag, 1e 1855, Leipzig: Theodore Thomas, 1902 – archive.org [laatste 21. Ausgabe, 1904]
A.L. Constandse, Een fase van verlichting. In; De Gids. Jaargang 144(1981), p. 286-294 [DBNL]
Büchners portretfoto van hier

 
Bandontwerp van Johan Cohen  [cf.]
Er zijn vele Nederlandse edities, waarvan de eerste “Naar de 14e Hoogduitsche uitgave voor Nederlanders bewerkt door R.E. de Haan” verscheen in Nijmegen, bij Blomhert, 1877.
Ik volsta echter met deze fraaie cover (gedigitaliseerd door de UB van de Rijks Universiteit Groningen) van deze “Volks- en jubileum-uitgave opgedragen aan Ludwig Buechner ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag” in 1894 uitgebracht door de Vereeniging De Dageraad, met het bandontwerp van Johan Cohen 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten