In dit blog breng ik twee teksten samen die op een of andere
manier elkaar raken: een tekst van Victor Onrust en een tekst van Luc Ferry. Ik
begin bij de laatste.
[1] Gisteren verscheen op de website van Le Figaro een tekst van Luc Ferry: «Le spinozisme, sagesse
ou folie ?»
[Cf. 't blog van 20-09-2012 over dit project van Luc Ferry en Le Figaro] |
Er is voor de bezoeker van die website slechts een klein stukje te lezen. Het eindigt met: “Cet article est réservé aux abonnés. 85% reste à lire.”
Ik heb het artikel langs een omweg kunnen lezen en
daar Luc ferry met nogal een beschuldiging komt (hij ziet Spinoza niet als een
wijze, maar eerder als een gek of waanzinnige), ben ik zo vrij het artikel hier
in vertaling te brengen.
Het
Spinozisme: wijsheid of waanzin?
« In de natuur is
er niets contingents, want alles wordt bepaald door noodzaak. » Aldus Spinoza
in de Ethica. Geloven in de vrije wil
zou dus een « delirium » of
"waan" zijn,
want men hoeft geen goede of slechte moraliteit, geen blaam, geen lof, geen
schuld, geen schaamte, geen spijt of wroeging te hebben. Het begrip
verantwoordelijkheid veronderstelt dat van de vrije wil, zoals blijkt uit de
manier waarop de zogenaamde "verzachtende" omstandigheden vandaag nog
steeds bij onze rechtbanken worden gezocht. Dus, de gek kan niet
verantwoordelijk worden gehouden, omdat hem het vermogen wordt ontzegd om vrij
te kiezen tussen mogelijkheden. Maar waarom zou het anders zijn voor de mens
die "normaal" wordt genoemd? Het idee van verantwoordelijkheid is
altijd verbonden met het idee – ‘t gekke en ‘waanzinnige’ idee volgens Spinoza
- dat "we anders hadden kunnen handelen", dat we de keuze hadden,
waardoor we verantwoordelijk zouden zijn voor onze daden. Veel gevoelens houden
verband met deze illusie: schaamte, schuldgevoel, spijt, maar ook
verontwaardiging of woede. Spinoza noemt ze "droeve passies" omdat ze
ons leven ruïneren.
Volgens hem [Spinoza] moet wijsheid dus 'zo ver
mogelijk' (sic!) worden gepositioneerd vanuit het oogpunt van God, dat wil
zeggen vanuit een gezichtspunt waarin de noties van vrije wil en
verantwoordelijkheid verdwenen zouden zijn ten gunste van het bewustzijn van de
noodzaak. Zoals André Comte-Sponville het op een heldere manier uitlegt in het
artikel van de Dictionnaire de
philosophie morale (bij PUF) dat hij aan Spinoza wijdt: « We veroordelen alleen wat we niet begrijpen. Wie zou
een eclips of een aardbeving moreel veroordelen? En waarom zouden we moord of
oorlog meer veroordelen? Omdat mensen verantwoordelijk zijn? Laten we liever
zeggen dat ze oorzaken zijn, maar zelf bepaald door andere oorzaken, die op hun
beurt door weer andere, en zo tot in ‘t oneindige. Er is niets contingent in de
natuur (Ethica I, 29), noch is er
iets vrij in de wil (Ethica I, 32).
Het geloof in de vrije wil is slechts een illusie, en dat is de reden waarom
alle moraal, als we ermee bedoelen datgene wat legitimeert om een mens de
schuld te geven of absoluut te prijzen, ook een illusie is. » Zoals Deleuze in
dezelfde richting schrijft: «
het is genoeg om niet te begrijpen om te moraliseren, » - het omgekeerde is even waar: het is genoeg om te
begrijpen om te stoppen met oordelen. De wijze zou volgens Spinoza dan ook
iemand zijn die, begrijpend dat er geen alternatief voor de werkelijkheid is,
zou ophouden om moreel te oordelen.
Om
de oorzaken te begrijpen van een gebeurtenis, waarvan de onwetende denkt dat
die "immoreel" is en die in hem verontwaardiging wekt omdat hij denkt
dat dit voorkomen had kunnen worden, bijvoorbeeld om de oorzaken van het
nazisme aan te wijzen, is het dus om het te verklaren nodig dat we het
standpunt innemen, niet van deze of gene vervolgde menselijke groepering, maar van
de algehele loop van de geschiedenis; dat is om het onvermijdelijk te verklaren
en als zodanig moreel neutraal - de intelligentie van de noodzaak leidt ons
ertoe om alle morele oordelen op te schorten.
Dit voorbeeld, preciseer ik, is niet fictief: het was
de kern van het debat in de jaren tachtig tussen de grootste Duitse historici,
waarbij de liberalen hun deterministische collega's beschuldigden van het
rechtvaardigen van het nazisme door er de oorzaken van aan te wijzen. De wijze
man moet zich daarom ontdoen van dezelfde beweging van de zgn. vrije keuze – van
de moraliteit en de droeve passies, zoals de richtlijnen van Spinoza nog steeds
benadrukken: « Liefde,
haat, woede, afgunst, trots, medelijden en de andere bewegingen van de ziel
moeten worden beschouwd, niet als ondeugden, maar als eigenschappen van de
menselijke natuur, manieren van zijn die erbij horen, zoals de hitte en de kou,
de storm, de donder en alle meteorologische verschijnselen behoren tot de
natuur van de lucht. Welk ongemak dit weer ook voor ons heeft, het is
noodzakelijk omdat het bepaalde oorzaken heeft. »
Enige moeite hebbend om mijzelf in de positie van een
alwetende God te plaatsen, heb ik mij daarom nooit ervan kunnen overtuigen dat
de slechte daden van mensen als slecht weer waren, noch een moord als een
slechte regen - de "droeve passies" lijken mij inherent aan de
menselijke conditie. Mezelf daarvan bevrijden is in mijn ogen geen wijsheid,
maar pure dwaasheid – is als het zelfs willen ontkennen van zwarte essentie,
waarin de veronderstelde wijsheid van Spinoza mij waanzinnig lijkt en wat hij
voor delirium houdt als integendeel een eerste stap naar zelfbewustzijn en
helderheid.
Omdat het op die laatste alinea aankomt geef ik er de
Franse tekst van het origineel bij.
Ayant quelque peine à me mettre à la place d'un Dieu
omniscient, n'ayant donc jamais pu me persuader que les mauvaises actions des
hommes s'apparentaient à des intempéries, ni un assassinat à une mauvaise
pluie, les « passions tristes » me paraissent inhérentes à la condition
humaine. Vouloir s'en affranchir n'est pas à mes yeux sagesse, mais pure folie,
c'est nier noire essence même, en quoi la prétendue sagesse de Spinoza me
semble délirante et ce qu'il tient pour du délire être au contraire un premier
pas vers la conscience de soi et la lucidité.
* * *
Tot zover de tekst van Luc Ferry. Met ‘noire essence’ (zwarte essentie) doelt Luc Ferry
m.i. op essentieel kwaad, het tot in de wortels van ’t zijn kwade (ofwel ‘t
radicale kwaad van Kant). Inderdaad ontkent Spinoza dat er een zwarte kant aan
de essentie van het zijn bestaat; iets dat we zouden moeten ontkennen of
afwijzen. Het Zijn is voor Spinoza alleen bevestiging, affirmatie. Het is ook
waarom hij werkelijkheid en perfectie als hetzelfde ziet. Of zoals Parmenides
leerde: alleen het Zijn is, het niet-zijn is niet. Duisternis ‘is’ niet iets,
maar betreft alleen de afwezigheid van licht. ‘Het kwaad’ – iets dat ‘objectief
het kwade’ is, bestaat in Spinoza’s filosofie niet.
Luc Ferry denkt daar kennelijk anders over. Maar hij
geeft een zekere vervalsing van Spinoza. Juist ook bij Spinoza kun je lezen dat
de "droeve passies" inherent zijn aan de menselijke conditie. Het is
juist daardoor dat hij, zoals hij op het eind van de Preafatio van het Derde
deel schrijft: “humanas actiones atque appetitus considerabo perinde ac si
quaestio de lineis, planis aut de corporibus esset” [“de menselijke handelingen
en begeerten op dezelfde wijze beschouwen alsof er sprake is van lijnen,
vlakken of lichamen.”] Spinoza wil ook niet dat wij (of de wijze) ons volledig
bevrijden van de droeve passies, ons helemaal vrij maken van affectiones vanuit
de omgeving (dat kan helemaal niet), maar ons er zo min mogelijk door laten
leiden of beheersen.
[2] We
kunnen niet zonder « het mechanisme van de illusie van de vrije wil »
Dan nu over naar hetgeen Victor Onrust me gisteren mailde
(nadat ik hem had gezegd dat ik de discussie niet wilde voortzetten per e-mail,
waardoor ik me vrij voel zijn tekst naar het blog te brengen). Hij reageerde
ermee nog eens op het blog van vijf weken geleden, donderdag 1 februari 2018: “Het is voor de praktijk van het
leven beter, ja noodzakelijk, de dingen als mogelijk te beschouwen." (TTP
H.4) En wel op de laatste zin, waarmee ik mijn uitgebreide tekst - die ook toen
al door hem was geëntameerd - afsloot:
"Maar die vrije wil is niet een vermogen dat
werkelijk bestaat: we moeten wel ‘doen alsof’ we die vrijheid hebben."
Hierop reageert Victor Onrust met:
Het gaat om "werkelijk bestaan": iets wat
praktisch als noodzakelijk onderdeel van het bewustzijn functioneert bestaat
werkelijk, het "doen alsof" is een onderdeel van dat bestaan. Het is,
zoals alle denkprocessen (onderdelen van het bewustzijn) virtueel, in de zin
dat als je de stekker er uit trekt het ophoudt te bestaan, maar dit virtuele
karakter betreft het gehele bewustzijn, alle denkprocessen. Dus of de hele
geest "bestaat niet werkelijk" of zij bestaat werkelijk, maar dan ook
inclusief het mechanisme van de vrije wil. Ik heb bezwaar tegen jouw/Spinoza's
ontkenning en de daarbij behorende interpretatie van compatibilisme.
Over de juiste toepassing van de vele betekenissen van
de term ‘compatibilisme’ wil ik het niet hebben – dat vind ik onvruchtbare
tijdsverspilling. Als we – in de praktijk van ons leven - niet anders kunnen
dan keuzes maken en daarbij (omdat we nu eenmaal niet alle oorzaken kunnen
kennen) maar moeten doen alsof alles contingent is (en dus maar het beste kunnen
“doen alsof we een vrije wil hebben”), dan erkent Spinoza uiteraard dat zo onze
bestaanswijze, onze (eindige) werkelijkheid is. Maar dat ondermijnt het
(theoretische) inzicht niet dat – ook al kennen wij de hele orde van het zijn
niet – alles noodzakelijk uit alles voortvloeit en we in feite geen vrije wil
hebben.
Maar om uit het feit dat wij nu eenmaal een eindig ding zijn en een
eindige geest hebben (en geen God zijn), dan maar te besluiten dat we ‘dus’
over « het
mechanisme van de vrije wil » beschikken, is een te grote en
onredelijke sprong maken. Wel mag je denk ik zeggen dat we niet zonder « het mechanisme van de illusie van de vrije wil »
kunnen. Maar daarbij is het tevens nuttig te beseffen dat we niet alle oorzaken
van ons willen kennen - en dat die wil in werkelijkheid dus niet vrij (in de betekenis van 'onveroorzaakt') is.
Is "in feite geen vrije wil hebben" beter dan "niet werkelijk bestaan"? Misschien. Ik heb het niet zo op dat "hebben" en probeer het volgende. Ik neem aan dat het bestaan, het "noodzakelijk onderdeel zijn" van mens-zijn van "de menselijke geest" onomstreden is. Zonder menselijke geest is er wel sprake van een mensendier, maar niet van een mens. Ik meen verder dat er geen sprake kan zijn van een "menselijke geest" als daar het onderdeel "vrije wil" (misschien beter te vervangen door "besluitvaardigheid") geen deel van uitmaakt. Als men niet wilsbekwaam is wordt men onder curatele gesteld. "Vrij" betekent daarbij niet meer dan dat menselijke geest X keuzes heeft en moet maken. Het besef dat ook die keuzes net als de rest van de werkelijkheid feitelijk gedetermineerd is doet daar niets aan af. Het feit dat de geest beseft dat hij die determinatie niet kent en niet kan kennen maakt die faculteit niet minder noodzakelijk. Integendeel. Ik ben bezig met een blog ter illustratie.
BeantwoordenVerwijderenHet willens en wetens uitvergroten van het verschil tussen praktijk en de theorie leidt blijkbaar gemakkelijk tot verdoemenis. Waarom het perspectief van de theorie niet geldig zou zijn ontgaat me. Ook ontgaat me waarom de weg van onwetendheid en geregeerd worden door de emoties niet als een glijdende schaal naar begrip en greep op de werkelijkheid gezien zou kunnen worden.
BeantwoordenVerwijderen@Victor: Het binnen de sociale marges geaccepteerd omgaan met de contingentie is m.i. wat we blijkbaar “toerekeningsvatbaar” noemen. Dat woord heeft de verborgen implicatie/connotatie dat de mens over een vrije wil beschikt. Wellicht is een ander begrip nodig? ik suggereer “afdoende aangepast reagerend op stimuli”. Dat maakt dan ook “besluitvaardig” overbodig.
“het mechanisme van de illusie van de vrije wil”
BeantwoordenVerwijderenSpinoza geeft aan dat we weldegelijk vrije wil ervaren wanneer de mens, in het beschouwen met het eerste weten, besluiten neemt zonder adequate premissen. Deze vrije wil is zeker geen illusie voor de betrokkene, die gedraagt zich zeker niet ‘alsof’.
En vermits de mens alleen al vanuit zijn lichamelijkheid gebouwen en dus steden kan construeren, schilderijen en kunst maken, zelfs tempels bouwen, is heel dit handelend leven vanuit het eerste weten vermengd met vrije wil (E3,2).
Het is pas vanuit het oogpunt van de eeuwigheid dat de Geest besluiten neemt in noodwendige bepaaldheid via de intrinsieke rede dat ‘het willen’ niet meer als vrij maar als noodzakelijk gekend wordt. En het is deze kennis die retroactief het vrije willen in het eerste weten als niet vrij benoemd.
Het gaat er vervolgens niet om wie nu gelijk heeft. Het gaat erom dat je, via het ‘voorzover’ van Spinoza, de ene keer het accent legt op vrije wil en de andere keer op gedetermineerdheid.
Voorzover de mens handelt binnen het eerste weten beschouwt hij zich vrij.
Voorzover de Geest handelt binnen het derde weten (afgeleid via het tweede weten) weet hij zich gedetermineerd.
Maar, Ed, waar haal je vandaan dat Spinoza de behoefte van waaruit de mens dingen bouwt als handelen vanuit 'vrije wil' typeert? En niet door oorzaken genoopt? Ja, de mensen denken vrij te zijn (voelen zich of beschouwen zich vrij), maar dat komt omdat ze de oorzaken niet kennen. Waar legt Spinoza (via quatenus) accent op vrije wil?
Verwijderen”Waar legt Spinoza (via quatenus) accent op vrije wil?”
VerwijderenVoorzover alles begrepen wordt vanuit het eerste weten, dan ervaart de mens vrij te zijn.
Ed: "Het is pas vanuit het oogpunt van de eeuwigheid dat de Geest besluiten neemt in noodwendige bepaaldheid via de intrinsieke rede dat ‘het willen’ niet meer als vrij maar als noodzakelijk gekend wordt." "Oogpunt" en "besluiten nemen" duidt beiden op een handelend subject. Subject-zijn is vooralsnog voorbehouden aan de mens. Of moeten wij hier de invoering van een handelende god vermoeden?
BeantwoordenVerwijderen"Oogpunt" en "besluiten nemen" duidt beiden op een handelend subject. Subject-zijn is vooralsnog voorbehouden aan de mens. Of moeten wij hier de invoering van een handelende god vermoeden?
VerwijderenVraag is of je wil meedenken met Spinoza?
Dat ‘aannemen van het oogpunt’ en ‘de besluiten daaruit’ van de rede zijn automatische connecties in oorzaak en gevolg vanuit substantie. Streng spinozistisch is de rede een subjectloze ‘brug’ als het ware tussen substantie en modi. Dit alles bouwt Spinoza op vanuit zijn definities en axioma’s. Dit is te nemen of te laten.
Een handelend subject kent Spinoza niet. Pas met Kant en zeker Hegel wordt substantie subject. Of anders gezegd, is substantie subject.
Maar bij Spinoza moeten we geen handelende god vermoeden omdat alles immanent te verklaren is.
“Subject-zijn is vooralsnog voorbehouden aan de mens.”
VerwijderenAls subject afgeleid wordt van subjectum, als datgene wat de onderliggende coördinaten zijn van waaruit iets gebeurt, dan is subject niet de mens van vlees en bloed maar een logische vooropstelling. Niet alleen een logische, maar ook, een ethische vooropstelling. Op die manier lezen een aantal Franse denkers Spinoza, niet via het zelfstandig bewuste subject van Descartes.