Simon
Schama (1945) doceerde geschiedenis in Cambridge, Oxford en Harvard. Hij is
hoogleraar geschiedenis en kunstgeschiedenis aan Columbia University in New
York. Zijn wereldwijde doorbraak begon dertig jaar geleden in Nederland, met Overvloed en onbehagen, dat ging over
Nederland in de zeventiende eeuw. In 2013 maakte hij voor de BBC de vijfdelige serie
‘The Story of the Jews’ [cf. blog] en in datzelfde jaar verscheen ook het eerste deel van De geschiedenis van de joden. Daarna was
het even geduldig wachten, maar eind oktober 2017 verscheen dan eindelijk het
tweede deel van Simon Schama’s The Story
of the Jews; Volume 2 Belonging 1492–1900
[cf. blog]. En op 22 november al verscheen bij Atlas / Contact de
Nederlandse vertaling van Geschiedenis
van de Joden. Deel 2 Erbij horen 1492–1900.
Er waren dan ook vijf vertalers ingezet om de klus te klaren: Sylvie Hoyinck,
Sylvie Hoyinck, Josephine Ruitenberg, Huub Stegeman, Paul Heijman, Maarten van
der Werf. Zij leverden goed werk met
Simon
Schama, De geschiedenis van de Joden.
Deel 2 Erbij horen 1492-1900. Atlas/Contact, 22 november 2017 - 1,34 kg - 49,99
Schama heeft een heel eigen aanpak en vertelt een heel eigen, boeiende geschiedenis van het joodse volk. Hij komt niet met een reeks historische feiten, maar kiest uit elke periode een bepaalde spraakmakende jood die boven het gewone gemiddelde uitstak. Zo begint hij het tweede deel met de omzwervingen van David Haroeveni die in Venetië naar voren trad als ‘zoon van koning Salomon’ en Diogo Pires die zeer van hem onder de indruk was, zichzelf besneed en als Sjlomo Molcho op zijn beurt een rondgang als Messias maakte. Zoals Schama de gebeurtenissen beschrijft, waarbij je proeft dat hij het ook maar vreemd en merkwaardig vindt, krijg je goed mee hoe zulke fenomenen groot konden worden door de reactie - de hoop en verwachtingen van de andere joden en niet-joden die deze ‘messiassen’ van rijke kleding en paarden e.d. voorzien, zodat ze almaar belangrijker schenen te worden. Die wederzijdsheid van actie en reactie doorspekt alle verhalen die Schama vertelt. Het is teveel, een té groot verhaal, om hier zelfs maar te pogen samen te vatten.
Voor
ons die geïnteresseerd zijn in Spinoza is het boeiend kennis te maken met Leone
Modena, de rabbi uit Venetië, die we kennen van de ban die hij uitsprak over
Uriël da Costa. Hij was de leraar van Saul Morteira die hij als zijn beste
student beschouwde en die later rabbijn in Amsterdam werd en regelmatig advies
vroeg van de sefardische gemeenschap van Venetië, in feite dus van deze Modena.
Het
ontstaan en reien en zeilen van de sefardische gemeenschap in Amsterdam komt
uitgebreid aan de orde. Interessant is te lezen hoe Schama het gedogen van de
joden in Amsterdam, de dubbelhartige mentaliteit waarin men wel moeite had met
joden, maar de voordelen van hun handelscontacten graag benutte, beschrijft als
“welwillende hypocrisie.” Hij begint zijn bladzijden over Baruch d’Espinoza die
uitgebreid aan de orde komt met deze zin: “Want Amsterdam vormde eerst de
kweekvijver en daarna het laboratorium van de seculiere Jood.” Bijna twaalf bladzijden
wijdt hij aan Spinoza en het is opvallend hoe goed hij op de hoogte is van de
literatuur over Spinoza’s biografie en de diverse theorieën die er opgeworpen
zijn voor waarom het spaak liep tussen de Amsterdamse joodse gemeenschap en
Spinoza. Het is een genoegen om zijn verhaal te lezen.
Opvallend
acht ik het wel hoe hij Spinoza de rol toekent de weg bereidt te hebben voor al
degenen die later zich als seculiere, niet-godsdienstige mens toch als jood ervoeren
- vinden er ook ‘bij te horen’ [het is wellicht de positie van Schhama zelf?]. Ik citeer hoe hij in de slotpassage
zonder het direct te beweren Spinoza zag als degenen die het ‘erbij horen’ van
niet-gelovigen die zich toch joods bleven voelen heeft voorbereid. Het is hoe
latere joden teruggrepen op en zich beriepen op Spinoza. Maar volgens mij is er
geen enkele tekst bij Spinoza te vinden waaruit blijkt hoe hijzelf dit zag – of
hij vond dat hij er nog bij hoorde en van mening was dat het jodendom ruimer
was dan de joodse religie. Schama schrijft;
“[Het
zou accurater zijn] om te zeggen dat Spinoza het jodendom, de Joodse religie,
de rug had toegekeerd. Duizenden jaren lang was dit de enige joodsheid geweest
- die er bestond, en die lieten mensen uitsluitend achter zich om te stappen
naar een van de andere versies van het monotheïstische geloof. Vóór Spinoza kon
een nadenkende Jood die zich wenste los te koppelen van de letterlijke
voorschriften van de religieuze literatuur of een letterlijke interpretatie van
de Bijbel, nergens anders naartoe Maar Spinoza had nu juist een oase van
inzicht geschapen. 'Seculiere Jood', de nonchalante term waarmee menige jood
zichzelf beschrijft' is misschien in dit geval een te groot oxymoron, aangezien
het meer lijkt op het atheïsme dat Spinoza herhaaldelijk fel afwees. Spinoza
vatte het universum niet op als een zelfgeschapen materiële machinerie;
integendeel, de essentie van het operationele genie was identiek aan de
onveroorzaakte God. Maar het moeilijk te bevatten inzicht dat een Jood deze
opvatting kon aanhangen en nog altijd een Jood kon zijn, betekende dat hij pas
generaties, eeuwen, later volgelingen kreeg. Totdat er wetenschappers waren
zoals Albert Einstein, die zichzelf expliciet als Joods definieerde, die zich
nooit afscheidde van de Joodse geschiedenis en die medelijden had met de
dorheid van het atheïsme, dat, zoals hij het smalend stelde, 'doof is voor de
muziek van de hemelsferen', maar toen hem in 1929 expliciet werd gevraagd naar
zijn geloof in God, legde Einstein uit: 'Ik geloof in Spinoza's God, die
zichzelf toont in de wetmatige harmonie van de wereld, niet in een God die zich
bemoeit met het lot en de daden van de mens.' [p. 252]”
"Erbij horen" [Belonging] is de ondertitel en het hoofdthema van het tweede deel. Maar
of Spinoza zichzelf als jood bleef zien - erbij wilde blijven horen - weten we niet. En ik betwijfel het zeer. Volgens mij stond hij er meer voor dat de joden hun aparte status opgaven en opgingen in het volk te midden waarvan ze verbleven en hun vermeende aparte en bijzondere status zouden opgeven.
Enfin ik ben nu op 1/3e van het boek aanbeland en kon dit signalement geven van een boek, een dikke pil, dat zich met genoegen laat lezen.
________________________-
10 december 2017 verscheen in het NIW een enthousiaste bespreking door Esther Voet die het "Een juweel van een boek" noemt.
Enfin ik ben nu op 1/3e van het boek aanbeland en kon dit signalement geven van een boek, een dikke pil, dat zich met genoegen laat lezen.
________________________-
10 december 2017 verscheen in het NIW een enthousiaste bespreking door Esther Voet die het "Een juweel van een boek" noemt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten