Volledige
titel:
Jeroen
Linssen, Hebzucht. Een filosofische
geschiedenis van de inhaligheid. Uitgeverij Vantilt,
26 febr. 2019 - 340 pagina’s – inkijk op issuu
In het afgelopen decennium stond de hebzucht in het
middelpunt van de belangstelling. Alom werd zij beschouwd als de oorzaak van de
financiële ineenstorting en de economische crisis die daarop volgde. Toch moest
ze tegelijk haar nut bewijzen en de kwakkelende economie uit het slop trekken.
Hebzucht was de oorzaak van de ziekte, maar ook het
medicijn. Deze curieuze ambiguïteit heeft ontegenzeglijk historische wortels.
In de afgelopen duizend jaar is de kritiek op het kwaad van de hebzucht nooit
verstomd, maar geleidelijk kwam er wel meer oog voor de nuttige werking ervan.
Hebzucht ontsluit de ontwikkeling van het filosofisch denken over inhaligheid
in het voorbije millennium: van de worsteling bij Thomas van Aquino, Poggio
Bracciolini en Thomas More, via de ontdekking van de weldaden bij Bernard
Mandeville en Adam Smith, tot aan de hedendaagse normalisering en
problematisering van de hebzucht. Met dit boek biedt Jeroen Linssen inzicht in
de achtergronden van de huidige tweeslachtige benadering van hebzucht.
Margreet
Vermeulen gaf in de Volkskrant van 14 september 2018 al uitgebreid aandacht aan de visie van
Linsen. Vanavond geeft Linssen een lezing over zijn boek aan de Radboud Universiteit
/ Radboud Reflects (is al uitverkocht, cf.). Eerder was er op RU al een aankondiging en korte van het boek. Op 18 april
2013 organiseerde ‘t Soeterbeeck Programma een dubbelcollege door filosofen
Cees Leijenhorst en Jeroen Linssen over hebzucht [ik haal het aan ’t eind van
dit blog naar binnen].
Gisteren
– hoe gepland alles… - had Rimme Mastebroek in Nederlands Dagblad een interview met Jeroen Linssen. De laatste
vraag van de interviewer is:
In zijn boek Hebzucht en begeerte haalt
de Duitse monnik Anselm Grün filosoof Baruch Spinoza aan, die hebzucht zag als
een pathologische aandoening, een vorm van waanzin.*)
‘Die
lezing van Spinoza ken ik niet, maar Spinoza is wel een goed voorbeeld van een
tweeslachtige houding tegen hebzucht. Aan de ene kant ziet hij in dat ‘de
passie van de hebzucht’ mensen uit elkaar drijft en mensen daardoor niet
geneigd zijn vredig samen te leven. Als er alleen wedijver is, komt het niet
goed. Aan de andere kant is inhaligheid een drijfveer voor bedrijvigheid,
belangrijk voor het welzijn van de staat. Dus schrijft Spinoza: “Daarom moet
men er zich vooral op toeleggen om de rijken niet zozeer gierig als wel
geldgierig te maken.” Met andere woorden: we hebben niets aan gierige mensen,
maar met geld willen verdienen is niets mis. Ik zou dat geen dubbele moraal
willen noemen, maar het laat zien dat het vraagstuk rond hebzucht moeilijk is.
Spinoza komt er gewoon niet uit. Zelfs hij niet.’ ____
*) Ik wijs erop dat Spinoza hebzucht wél als vorm van waanzin zag, maar juist niet als iets pathologisch. Hij schrijft in 4/44s [vert. Henri Krop gecorrigeerd]: "In werkelijkheid zijn hebzucht, eerzucht en wellust vormen van waanzin, ook al worden zij niet als ziekten beschouwd." Toch wel een uitspraak waarover nog flink te denken is...
Cees Leijenhorst (links) verwijst vanaf 34:45 naar Spinoza
Geen opmerkingen:
Een reactie posten