Victor
Onrust, die wel vaker op een blog reageerde, zond mij per e-mail enige vragen,
die ik ’t liefst in een blog beantwoord. De eerste en moeilijkste vraag schuif
ik nog even vooruit, de tweede beantwoord ik hier. En dat doe ik door een tekst
van een vroeger blog, waarin ik de kwestie behandelde, hier te herhalen.
De
vraag van Victor Onrust luidt:
Een tweede punt wat mij al langer bezighoudt in
relatie tot Spinoza is zijn ontkenning van het bestaan van een vrije wil. Het
is mij nog niet duidelijk of Spinoza tot de deterministen of de compatibilisten
gerekend moet worden. Voor mij (Dennett volgend) heeft een
"wilsbesluit" te maken met per definitie onvolledige informatie over
het toekomstig verloop der dingen, ook al is dat gedetermineerd. Als een mens
wilsbekwaam wordt geacht dan "kan hij anders handelen dan hij gedaan
heeft". In absolute zin, d.w.z. als zich onttrekkend aan de
gedetermineerde afloop van de wereld bestaat er geen vrije wil. Maar voor de
mens met slechts zeer beperkte kennis van die afloop wel degelijk. In het geval
dat ook het standpunt van Spinoza vraag ik me af of "ontkenning van de
vrije wil" niet onnodige verwarring oplevert.
Dat
is precies een kwestie die Spinoza behandelt, waarbij hij kennelijk een
onderscheid maakt tussen een theoretische en praktische benadering van de
kwestie,
Ik
herhaal hier het blog van 10-01-2012: In de praktijk doen alsof we vrij
handelen:
Spinoza dacht
diep na over hoe de dingen in diepste wezen beschouwd in elkaar zaten – over
wat de grond van ons bestaan is. Daar hoef ik op dit weblog niet op te wijzen.
Een van de thema’s waaraan juist de laatste tijd veel aandacht wordt gegeven is
het feit dat Spinoza de idee dat we een vrije wil hebben beargumenteerd
afwijst. Hij beschouwt dat als een illusie, een vorm van zelfbedrog. We maken
ons wat wijs met te menen dat we een vrije, door niets veroorzaakte, wil hebben
– dat we helemaal vrij, zonder dat we ertoe veroorzaakt/genoopt zijn, in staat
zijn iets a.h.w. vanuit het niets tot stand te brengen: vanuit een volstrekt
vrij wilsbesluit.
Een van de laatsten die hierover sprak is
Jan Knol op de Spinozadag op 20 november 2011 in Paradiso. (Zie hier de opname en samenvatting van zijn toespraak: “Geen vrije
wil, mooi zo!”). Wat ik dan mis en waarover het bij het schetsen van “Spinoza
over de vrije wil” m.i. te weinig over gaat, is hoe Spinoza zelf hiermee
praktisch omging. Ik heb er op dit weblog al vaker over geschreven dat het
uiteraard heel nuttig en verstandig is dat we Spinoza’s leer in dezen leren
kennen, maar dat we – eveneens volgens Spinoza – in de praktijk van ons leven
niet onder die illusie uit kunnen. Ik hoop dat Jan Knol, mocht het ooit van een
boekje bij de Wereldbibliotheek over “Spinoza en de vrije wil” komen, ook aan
dit aspect aandacht zal besteden.
Spinoza bracht een leer die op diverse
niveaus in praktijk te brengen is.
Ik breng in dit blog enige van die meer
praktisch-georiënteerde teksten van Spinoza bijeen. Spinoza was niet alleen
maar een (speculatief/rationalistisch) theoreticus, maar ook een heel
praktische filosoof. Door zijn hele werk verspreid geeft hij hints en
aanwijzingen over hoe we met onze theoretische kennis moeten omgaan in
praktische zaken. Hij was bepaald ook minder negatief over de eerste kenvorm,
de verbeelding, dan vaak wel wordt gesuggereerd. Het is met de “vrije wil” als
met de zon: we weten dat de zon heel groot is, ver van ons af staat en dat wij
met de aarde eromheen draaien – toch zien we hem elke dag opkomen en om de
aarde heen draaien, dichtbij en klein zijn. Net zo is het met de vrije wil: die
bestaat niet, maar we werken er als het ware wel mee. Zo had hij bijvoorbeeld
enerzijds de opvatting dat voor degenen die het konden inzien de ‘ware
religie’ datgene is wat met zijn manier van filosoferen te bereiken is. Maar
voor de gewone, dagelijkse praktijk zag hij als ‘ware religie’ het als goede
burgers gehoorzaam zijn aan de wetten van de staat om zo een veilig en voor
ieder zo voorspoedig mogelijk leven haalbaar te maken. Wat Spinoza stelt over
het onderwerp de ‘niet vrije wil’ acht ik bekend. Hier wil ik enige passages
naar voren halen, waaruit blijkt dat wij niet in staat zijn buiten de
verbeelding te leven. Dat, ook al weten en beseffen wij door inzicht dat de
dingen noodzakelijk zijn, in de praktijk zullen we toch moeten leven alsof ze
contingent of toevallig zijn.
Zo schijft hij in de Cogitata
Metafysica:
“Want als de mensen de gehele orde van de natuur
helder zouden begrijpen, dan zouden ze alles even noodzakelijk vinden als
datgene wat in de wiskunde wordt behandeld. Maar aangezien dit de menselijke
kennis te boven gaat, daarom worden sommige dingen als mogelijk en niet als
noodzakelijk beschouwd.”
|
Dat dit een gedachte uit de CM is die
Spinoza als de zijne omarmt, kunnen we afleiden uit het feit dat we dezelfde
gedachte ook terugvinden in de Tractatus theologico-politicus. Daarin
schrijft hij in hoofdstuk 4, “Over de goddelijke wet,” waarin hij een zekere
samenvatting van zijn metafysica geeft, aan het eind van de eerste paragraaf:
“Voeg daar nog bij dat wij de samenhangende ordening
en aaneenschakeling zelf van de dingen, dat wil zeggen: hoe de dingen in
werkelijkheid zijn geordend en aaneengeschakeld, volstrekt niet weten;
zodoende is het voor de praktijk van het leven beter, ja noodzakelijk, de
dingen als mogelijk te beschouwen." (TTP p. 155)
|
Vertaler Fokke Akkermans licht in een noot
toe dat de menselijke situatie ons dwingt uit te gaan van vrijheid en
contingentie. Ik voeg daaraan toe: ook al weten we dat het alsof-vrijheid en
alsof-toeval betreft, we kunnen daar niet onderuit en moeten dus wel leven
alsof we een vrije wil hebben.
Deze gedachte is ook weer te zien in de Ethica
(2/31c):
“Hieruit volgt dat alle bijzondere dingen contingent
en vergankelijk zijn, want van hun duur kunnen wij geen adequate kennis
hebben (..) en dit is wat wij onder de contingentie en vergankelijkheid van
de dingen moeten verstaan (..) want er bestaat geen andere vorm van
contingentie.”
|
In de Correspondentie
is er de volgende passage in Spinoza’s tweede brief, van 28 jan 1665, aan
Willem van Blijenbergh:
“Ten aanzien van het tweede punt zeg ik met
Descartes: als wij onze wil niet buiten de grenzen van ons zeer beperkte
verstand zouden kunnen uitbreiden, zouden wij zeer ongelukkig zijn en nooit
bij machte zelfs maar een stuk brood te eten of een stap voorwaarts te doen
of ook stil te blijven staan, want alles is onzeker en vol gevaar.”
|
Als we met
handelen zouden wachten tot we alles overzien en over a.h.w. goddelijke
alkennis zouden beschikken, zou het slecht met ons aflopen. Nee, we moeten maar
alvast beginnen te handelen, zonder dat we exact weten waardoor we precies
handelen. *)
Deze gedachte spitst hij in de Ethica (2/49s)
toe in het bekende beeld van de ezel van Buridanus. Daarover schreef ik een apart blog en ga ik hier niet verder in. Uiteraard begint de
ezel alvast aan een van de (toevallige) hooischelven te eten. Zo handelen ook
wij in de praktijk door dingen te overwegen, maar vervolgens knopen door te
hakken en als het ware ‘vrij’ te handelen.
* * *
Dat dit onderwerp mij kennelijk hoog zit
moge blijken uit eerdere blogs als
Zie blog van 1 november 2009: Doen ook spinozisten niet dagelijks
alsof we een vrije wil hebben? Zie blog van 15 mei 2011: Vrije-wil-gevoel is onontkoombaar - we kunnen
niet zonder de beleving een vrije wil te hebben
Blog van 18 nov. 2011: Toch zou de
vrije wil bestaan?
* * *
*) Aanvullende toelichting bij citaat uit
de brief aan Van Bleijenberg
Terwijl ik bezig was over Pieter Balling,
kwam ik een wat pissige noot tegen van mevr. C. Louise Thijssen-Schoute die
vaak enigszins kribbig op Spinoza reageerde. Wat dat betreft is het misschien
maar goed dat het nooit meer gekomen is van haar voorgenomen "Nederlands
Spinozisme" na haar Nederlands
cartesianisme. Met Descartes had ze meer affiniteit.
Ze beweerde in C. Louise Thijssen-Schoute:
Lodewijk Meyer en diens verhouding tot Descartes en Spinoza. Voordracht
voor de Ver. Het Spinozahuis op 30 mei 1953 te Rijnsburg. Brill, Leiden, 1954,
p. 25.
in noot 22 dat Pieter
Balling met zijn vertaling van de PPC “Spinoza, die zijn hart spoedig van zijn
Descartes-commentaar afgetrokken heeft, geen genoegen gedaan [heeft]. Aan het
slot van een brief aan Willem van Blijenbergh schreef Spinoza 28 januari 1665:
„De opere verò super Cartesium nec cogitavi, nec ulteriorem ejus gessi curam,
postquam sermone Belgico prodiit: & quidem non sine ratione, quant hic
recensere longum foret” (Gebhardt Spinoza opera IV Ep. XXI pag. 133 lin. 29-3
I). In deze brief aan de dorste [sic] pontgaarder, die Ballings vertaling
bestudeerd had, verdedigde Spinoza de cartesiaanse opvatting, dat de menselijke
wil zich wijder uitstrekt dan het menselijk verstand en bleef weigerachtig
nadere inlichtingen te geven aangaande zijn oordeel over de vrije wil, hetwelk,
naar hij Meyer in de voorrede had laten verklaren, niet overeenstemde met de
opvatting van Descartes. Naar men weet, schreef Spinoza in zijn Ethica
dat de mensen slechts wanen dat zij vrij zijn (I zesendertigste voorstelling,
aanhangsel), dat enkel die mens vrij genoemd zou kunnen worden, die zich geheel
door de rede liet leiden (Zedekunst IV achtenzestigste voorstelling,
betoging), wat boven de macht van de mens ligt (cf. Staatkundige verhandeling
tweede hooftdeel VII en VIII). Ook zien wij Spinoza in zijn Ethica de
menselijke wil en het menselijk verstand aan elkaar gelijk verklaren (Zedekunst
II negenenveertigste voorstelling, toegift).
In het licht van de andere citaten hoop ik te hebben
laten zien dat Spinoza daar zegt wat hij werkelijk meent. Het is niet juist om
hem alleen aan zijn theoretische inzichten te houden - zijn praktische mogen er
ook zijn.
Tot slot: is Spinoza nu te zien als een determinist of
als een compatibilist? Dit is geen kwestie van of-of: compatibilisme is nu
juist de overtuiging én dat alles gedetermineerd is, dat wat volgt veroorzaakt
wordt door wat voorafging, én dat wij (daar wij het geheel niet kennen) moeten
handelen vanuit (als het ware) ‘vrije wil.’
Er worden vele definities gegeven van compatibilisme.*)
Het komt er op neer dat compatibilisme de doctrine is dat het determinisme verenigbaar
is met de vrije wil en daarmee samenhangende morele verantwoordelijkheid. Het maakt
dan niet uit of het determinisme waar of onwaar is: wij moeten handelen en
hebben daarbij redenen om te geloven in de vrije wil. Maar die vrije wil is
niet een vermogen dat werkelijk bestaat: we moeten wel ‘doen alsof’ we die
vrijheid hebben.
_______________
*) zie Yoram Stein’s blog over 5 soorten compatibilisme.
Je vorige blog - “Vrije-wil-gevoel is onontkoombaar - we kunnen niet zonder de beleving een vrije wil te hebben” – herlezend bedacht ik me dat het voorbeeld van Miriam Van Reijen over de zon eigenlijk een vreemd vergelijk is.
BeantwoordenVerwijderenVan de zon weten we hoe groot ze is en hoever verwijderd van de aarde. We zien duidelijk het verschil tussen onze verkeerde indruk en onze reële verhoudingen met de zon, zo kunnen we inzien waarin we ons vergissen.
Maar wanneer ik een beslissing neem in mijn leven, dan weet ik niet hoe mijn leven er met een andere keuze anders had uitgezien. Ik heb gedaan wat ik gedaan heb, niet anders, en weet alleen denkbeeldig van andere mogelijke keuzes. We leven vooruitblikkend in het ongewisse en geven terugblikkend samenhang aan onze keuzes.
Daarom houd ik meer van wat Spinoza zegt op het einde van E3, 9: “Uit dit alles blijkt dus wel duidelijk dat wij niets nastreven, willen, verlangen noch begeren omdat wij oordelen dat het goed is, maar integendeel, dat wij iets goed noemen omdat we er naar streven, het willen, verlangen en begeren.” Hier formuleert Spinoza scherper hoe ons handelen plaatsvindt in het eerste weten.
Het is ook pas door de volle nadruk te leggen op het perspectief van Gods eeuwigheid dat ons handelen in retrospectief vast lijkt te liggen via de oorzaken en gevolgen die we verbinden. Aanvaard iemand die premisse niet, dan is zijn handelen vrij en geen illusie. Spinozisten moeten natuurlijk van het eerste uitgaan.
Stan, dank voor deze verhelderende uiteenzetting. Enige opmerkingen:
BeantwoordenVerwijderenJe "niet of-of" begrijp ik niet helemaal. Een determinist is voor zover ik weet iemand die uitsluitend uitgaat van determisme en daarom alle nadenken over wat te doen nutteloos vindt. Een compatibilist gaat ook uit van determinisme, maar erkent voor mensen in concrete situaties het nut van het nadenken over mogelijkheden. Kortom er is een verschil tussen determisme en determinist.
Direct hierop aansluitend heb ik een probleem met "die vrije wil is niet een vermogen dat werkelijk bestaat" Doordat de voortschrijdende techniek steeds meer virtuele zaken voortbrengt is de vraag wanneer iets "bestaat" duidelijker geworden. Het probleem daarbij is dat bestaan, misschien ook wel in Spinozistische zin wordt gezien als verwijzend naar een materieel object, iets dat je kunt beetpakken en direct(?) kunt waarnemen. Het lijkt mij beter het bestaan van iets te definiëren als het een handelings-effect in de materiële werkelijkheid heeft. Als ik dit stukje tik (mijn vingers beweeg op toetsen) omdat er dan een verzameling puntjes op mijn scherm verschijnen die een tekst vormen dan bestaat daarmee die tekst, ook al is wat dat tot tekst maakt (mijn aangeleerde bewuste waarneming en de verzamelde programmacode die de puntjes genereert) virtueel.
Het "het nadenken over mogelijkheden" is precies wat Spinoza in de passage in TTP die ik aanhaal als "onze enige mogelijkheid" ziet.
BeantwoordenVerwijderenHet "Kortom er is een verschil tussen determinisme en determinist" ontgaat mij. Een compatibilist is, precies zoals het woord aangeeft, iemand voor wie 'determinisme' compatibel is met het feit dat wij hoe dan ook keuzen moeten maken, daar we de wetmatige uitkomst van de werkzaamheid van alle tot nu toe veroorzaakte dingen niet kennen - het is precies zoals Spinoza het ons voorhoudt.
Dat wij vanwege die situatie geneigd zijn te denken dat wie die keuzen maken met onze "vrije (ofwel onveroorzaakte) wil" wordt door Spinoza op weer andere plaatsen als illusie verklaard, daar we ons wel bewust zijn van onze behoefte en keuzen de we maken, maar niet de oorzaken kennen die daar weer aan te grondslag liggen. Het is m.i. allemaal nogal duidelijk.
"die vrije wil is niet een vermogen dat werkelijk bestaat" verwijst zeker niet ernaar dat voor Spinoza 'bestaan' alleen zou verwijzen "naar een materieel object, iets dat je kunt beetpakken en direct(?) kunt waarnemen." Zo simpel is Spinoza niet: voor hem bestaat God of de substantie die je niet "kunt beetpakken en direct(?) kunt waarnemen."
'Vrije wil' of 'verstand' zijn geen dingen die je kunt waarnemen, maar waartoe je al dan niet terecht kunt besluiten dat het als apart vermogen bestaat of 'wel moet bestaan'. Voor Spinoza gebeurt dat onterecht.
Ik probeerde met het onderscheid determinisme/determinist duidelijk te maken dat er een verschil is tussen personen (filosofen) die determisme erkennen maar het bestaan van vrije wil ontkennen en degenen die determisme erkennen en het bestaan van vrije wil erkennen.
VerwijderenEr is een probleem met "vrij". Voor de gemiddelde compatibilist komt het er op neer dat degene die een wilsbesluit neemt zich er van bewust is dat hij anders had kunnen besluiten. Hij heeft vrijheden in de zin van meerdere uitvoerbare mogelijkheden. Het betekent niet dat zijn besluit "onveroorzaakt" is. In het algemeen is hij zich bewust van de redenen dat hij voor A koos en niet voor B. Inderdaad is hij zich vanaf een onbepaald punt niet meer bewust van de daar weer achterliggende (gedetermineerde) motieven en processen maar dat doet aan het feit dat hij een bewuste keuzemogelijkheid gebruikt heeft niets af. Het is een bestaande "bewustzijnspocedure" waarvan de grenzen duidelijk af te bakenen zijn, de effecten reëel en zichtbaar en die onmisbaar is voor "de mens". Dus waarom dat volgens Spinoza "niet bestaat" ontgaat mij.
Dat die "bewustzijnspocedure" zoals jij, Victor, het noemt, bestaat, maar een illusie is aan de oppervlakte van het bewustzijn, waarachter ware oorzaken onze keuze bepalen, waarvan we geen kennis hebben, is waarom voor Spinoza uiteindelijk 'de vrije wil niet bestaat'. We kunnen wel menen dat "wij anders hadden kunnen besluiten," maar of dat werkelijk zo is? Hoe kunnen we dat weten?
BeantwoordenVerwijderenIk kan het niet beter toelichten en overweeg met een blog te komen over het theoretische hoofdstuk uit Deleuze's "Spinoza - Philosophie pratique" dat in het Nederlands is vertaald. Misschien dat dát helpt bij het begrijpen.
Victor, ik raad je aan (in ieder geval) de eerste paragraaf te lezen, "Spinoza als materialist," van de tekst van Deleuze, waarnaar ik in dit blog verwijs:
BeantwoordenVerwijderenhttps://bdespinoza.blogspot.nl/2018/02/deel-gilles-deleuzes-spinoza.html