“It
has been remarked more often than pleasantly that Spinoza has never had a
school of followers although he has had shoals of admirers, as the
international Spinozistic society magniloquently testify -after his first
century of neglect inductively proving the street adage that the first hundred
years are the hardest. The absence of the customary coterie of fervid disciples
is nothing to be deplored, for one of the saddest things great men have to
suffer from is the zeal of their followers.”
Zo
begint Joseph Ratner de slotparagraaf [6] van zijn artikel “In Defense of
Spinoza,” in: The Journal of Philosophy
[Vol. 23, No. 5. (Mar. 4, 1926), pp. 121-133]. Het stuk is in feite een zeer
kritische bespreking van een aantal artikelen in de eerste drie nummers van het
Chronicon Spinozanum, uitgegeven in de
jaren 1921 t/m 1923 door de Societas Spinozana.
Het
PDF ervan is te vinden op wat ik wel vaker de ‘roofsite’
van Gary Zabel heb genoemd. Ik stuitte weer eens op het stuk, bij het
voorbereiden van een komend blog, maar vind het wel aardig er apart nog eens op
te wijzen. Ik deed dat eerder in het blog van 3 april 2011 waarin ik schreef dat hij in dat stuk
“Spinoza verdedigt tegen het wanbegrip van diverse auteurs (waaronder Wolfson)
- hier en daar bijna hilarisch om te lezen.”
Joseph
Ratner (1901-1979) was de auteur van The
Philosophy of Spinoza. Selected from His Chief Works, (New York: The Modern
Library, 1927)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten