Eindelijk is
het zover: ik kan de noot van Emilia Giancotti bij haar vertaling uit 1988 van Spinoza’s
Etica, te weten noot 70 met
toelichting en commentaar bij Scholium 1/17s brengen. Ik heb hem hier
als PDF weggezet – dubbeltalig.
Ik zal het
hieraan voorafgaande toelichten, maar moet daar eerst zelf weer enigszins
inkomen, want het is allemaal lang geleden. Ik vind het echter wel nuttig dat die
zaak die sommigen onder ons zozeer heeft bezig gehouden (Henk Keizer en mij,
Stan Verdult vooral), wordt afgerond.
Over wat
Spinoza doet in dat Scholium hebben vele misverstanden bestaan. Giancotti noemt
in haar noot diverse namen van hen die menen dat Spinoza daar zich aansluit bij
hen die menen dat verstand en wil tot het wezen of de natuur van God behoren.
Het is daar in dat Scholium waarin Spinoza tot tweemaal toe uitspreekt dat in
dat geval het verstand van God en dat van mensen helemaal niets met elkaar
gemeen hebben en dat dan eigenlijk de term ‘verstand’ alleen maar equivoque
(gelijkluidend) gebruikt is, maar het aangeduide even weinig met elkaar te
maken hebben als het sterrenbeeld Hond met de blaffende hond.
• Het eerste wat mij opvalt is dat Giancotti in haar noot daar
helemaal niets over zegt. Van groot belang is dat niet, maar het zou nuttig
geweest zijn de conclusie aan te reiken dat Spinoza dus helemaal niet vindt dat
het verstand van God en dat van mensen onvergelijkbaar met elkaar is, zoals de
hond (’t blaffende dier) en de ‘Hond’ (het sterrenbeeld).
• Het tweede dat mij opvalt is dat Giancotti een Ethica-vertaling
aanbiedt (je mag aannemen daarmee vooral service biedt aan hen die geen Latijn
verstaan), maar dat ze in haar toelichtende eindnoot heel veel Latijnse citaten
gebruikt, waarvan zij geen vertaling biedt. In die noot richt ze zich kennelijk
tot deskundigen en specialisten, niet tot geïnteresseerde leken. Ik vind dit
ofwel slordig naar de gewone lezer toe, ofwel zelfs van een zekere minachting
van ‘de leek’ getuigen – een minpuntje dat mij tegenvalt.
Ik laat het
voorlopig bij deze twee opmerkingen en ga later door op de noot. Eerst even
terug naar de voorgeschiedenis. Ik ga niet terug naar besprekingen van dat
Scholium dat we in een iets langer verleden op het vorige blog hadden. Dat laat
ik rusten. Ik blik even terug op de tweede gespreksronde die zich op dit nieuwe
loog afspeelde.
Het
begon Blog van vrijdag 13 oktober 2017:
”Charles Jarrett’s fraaie uitleg van hoe de ‘parabel’ van het sterrenbeeld Hond
en de blaffende hond moet worden verstaan.” Ik was die analyse van 1/17s
tegengekomen in diens review van een boek en wilde die graag doorgeven. Daarop
kwam Henk Keizere met een gastblog van dinsdag 17 oktober 2017 van Henk
Keizer: GODS VERSTAND EN HET STERRENBEELD HOND (1/17S). Ik heb niet vernomen
en/of begrepen wat hij verkeerd vond aan de analyse van Jarrett, maar dat kan zo
blijven. Na enige discussie volgde weer een gastblog van Henk Keizer op dinsdag 24 oktober 2017: “Het interpreteren van Spinoza.”
De thema'sDat blog open ik met een terugverwijzing naar eerder blogs, waaruit blijkt dat het tot dan toe om twee thema’s ging; [1] de kwestie of verstand en wil volgens Spinoza nu ja dan nee tot Gods essentie of natuur behoorden (en in dat verlengde het verstaan van de hondenbeeldspraak; [2] de vraag of de essenties van mensen “een eeuwige waarheid zijn”. Aan Spinoza’s hoofdbetoog [dat ik bij voorkeur typeer als “’t contrafactische betoog”] voegde Spinoza een tweede betoog toe, waarin hij in datzelfde Scholium een en ander zegt over menselijke essenties. Die passage wordt veel geciteerd door hen die menen dat Spinoza groeps- of soortessenties kent.
•
Welnu, het derde dat mij
opvalt is dat over die onderwerpen (het al dan niet erkennen van soortessenties
en of Spinoza achter de uitspraak staat dat essenties “eeuwige waarheden” zijn)
Giancotti in noot 70 niets zegt.
Tijdens onze discussies over al die kwesties kreeg ik sterk
de indruk dat het zinnig was méér documentatie te zoeken met name over de vraag
waar Spinoza de stelling vandaan had en of hij zelf stond achter wat ik noemde
een ‘axioma’ dat luidde:
Nam
causatum differt a sua causa praecise in eo quod a causa habet.
Want het veroorzaakte verschilt van zijn oorzaak precies in datgene wat het van zijn oorzaak heeft.
Want het veroorzaakte verschilt van zijn oorzaak precies in datgene wat het van zijn oorzaak heeft.
Ik kwam met een reeks blogs onder de subtitel: Dossier
“interpreteren van 1/17s” Er kwamen: 1. Richard Manning over de
essentie-definitie; 2. Pierre-Sylvain Régis (1632–1707) bestrijder én imitator
van Spinoza; 3. R.J. Delahunty behandelt de redenering van Spinoza in
1/17s; 4. Intermezzo met enige Miscellanea Spinozana; 5. Yuval Jobani ziet het als Spinoza’s bewuste
contradicties; 6. Michael Istvan uitvoerig over 1/17s
Op donderdag 2 november 2017 volgde: "Nee, het wezen van een ding is -
waarschijnlijk - geen eeuwige waarheid.” [Aldaar ook een overzicht van alle
voorafgaande blogs]
Hierna kwam op zondag 5 november 2017: Gastblog van Henk Keizer met een
“Gedetailleerde analyse van Ethica 1/17s”
Stapsgewijs liep hij de onderdelen van de tekst van het Scholium (het gedeelte waar het om ging) na en voorzag de passages van zijn notities.
Ook hier ontstond weer een uitvoerige discussie, vooral over de vraag of de verschil-stelling of –axioma nu een bewijsmiddel van Spinoza zelf was of dat hij deze aan de tegenpartij (de scholastici) ontleende.
Stapsgewijs liep hij de onderdelen van de tekst van het Scholium (het gedeelte waar het om ging) na en voorzag de passages van zijn notities.
Ook hier ontstond weer een uitvoerige discussie, vooral over de vraag of de verschil-stelling of –axioma nu een bewijsmiddel van Spinoza zelf was of dat hij deze aan de tegenpartij (de scholastici) ontleende.
Ik raakte almaar meer geïnteresseerd
in wat Giancotti te melden had, ging naar informatie over haar op zoek, maakte een eerste en een tweede blog over haar en ging proberen de tekst van die
noot 70 te bemachtigen. Op zaterdag 25 november 2017 had ik – voor even – haar Ethica-vertaling
in huis, maakte foto’s van noot 70 die ik via OCR in tekst omzette, die ik
opzond aan iemand met het verzoek om die uit het Italiaans te vertalen. Na lang
wachten kreeg ik onlangs een gedeeltelijke vertaling met het verzoek de rest
door iemand anders te laten doen. Enfin, het resultaat staat hier als pdf - met dank aan de anonieme vertalers. U kunt het resultaat desgewenst lezen en bestuderen.
Ik heb al enige opmerkingen gemaakt en citeer hier alleen
haar conclusie t.a.v. de verschil-stelling:
Het
principe volgens welke het veroorzaakte verschilt van de oorzaak moet daarom
begrepen worden als zijnde toegeschreven aan die betrekking van oorzakelijkheid
die eigen is aan een schepper die zijn schepselen zo verschillend en gescheiden
van zichzelf produceert.
Kortom, volgens Giancotti is het geen stelling waar Spinoza
zelf achter staat, maar die hij ontleent aan het gedachtegoed van zijn
tegenpartij en die hij bestrijdt daar er zulke verkeerde conclusies uit
getrokken worden.
Voor mij is er geen probleem dat we op dit punt bij Spinoza
met een tegenspraak te maken hebben, zoals Tschirnhaus als eerste meende.
Ik ben benieuwd of we dit dossier nu sluiten of dat hier eerst nog een uitvoerige discussie ontstaat.
Stan,
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor deze vertaling van noot 70. Voor geïnteresseerde leken die geen Italiaans of Latijn kennen is dit weer een prachtig werk door jou geïnitieerd. Het overzicht van vorige blogs laat nog eens mooi zien hoe jij je kan vastbijten in de teksten van Spinoza. Ook Henk Keizer doet prachtig weerwerk in zijn lezing van Spinoza zoals het blog van 5 november laat zien.
Stan, bij “Enfin, het resultaat staat hier als pdf - met dank aan de anonieme vertalers. U kunt het resultaat desgewenst lezen en bestuderen” verschijnt niet het PDF maar de verwijzing naar je blog van 27 november.
Dank, Ed, voor je attendering - en je sympathieke woorden. Ik heb de vergissing zojuist gecorrigeerd. Zoals ik al zei: fijn dat je weer terug bent - en nuttig ook.
BeantwoordenVerwijderenDe verschilstelling lijkt mij geheel in overeenstemming met 1/7d (dat substantie haar eigen oorzaak is). Als het veroorzaakte immers NIET van de oorzaak zou verschillen, zou het veroorzaakte zichzelf veroorzaakt hebben. Dat zou absurd zijn. Of de oorzaak zou zichzelf veroorzaken, wat al bewezen werd in 1/7d.
BeantwoordenVerwijderenDeze reactie is verwijderd door de auteur.
VerwijderenDeze reactie is verwijderd door de auteur.
VerwijderenDag Adèle, welkom terug op 't blog. Kunnen we weer kennisnemen van jouw enigszins merkwaardige logica of manier van redeneren.
VerwijderenIk kan me voorstellen dat je het verschil-axioma (het is geen stelling, want wordt niet bewezen) omarmt, daar je - zoals uit je vervolgreactie blijkt - het mogelijk blijft vinden dat Spinoza wél vindt dat verstand en wil tot het wezen van God behoren. Je redeneert hier
[1] substantie is haar eigen oorzaak (1/7d)
[2] Als het veroorzaakte NIET van de oorzaak zou verschillen, zou het veroorzaakte zichzelf veroorzaakt hebben, wat absurd zou zijn.
[3] Het veroorzaakte verschilt in dat wat het van de oorzaak heeft [verschil-axioma]
[4] Kortom, [1] substantie is haar eigen oorzaak (1/7d), kan alleen zo uitgelegd dat de substantie als gevolg, verschilt van de substantie als oorzaak.
- we raken verwijderd van Spinoza;
[5] Of de oorzaak zou zichzelf veroorzaken, wat al bewezen werd in 1/7d.
- dan zijn we weer terug bij Spinoza en zijn Causa sui.
Er is bij Spinoza - in zijn geometrisch/axiomatisch opgebouwde betoog geen enkele ruimte voor het verschilaxioma.
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderenJe kunt volgens mij niet de conclusie trekken dat verstand en wil NIET tot de essentie van God horen. Het enige wat Spinoza daar positief over zegt is dat ALS dat wel het geval zou zijn het verschil met met het menselijke verstand en de menselijke wil zo groot zouden zijn dat ze er alleen in naam mee overeenkomen. Hij sluit het dus niet uit, maar kan of wil daar verder niets over zeggen.
BeantwoordenVerwijderenDag Adèle, dit standpunt van jou was (mij) al bekend. Jij laat je niet overtuigend door de lezingen die hier allemaal gebracht zijn: van Alexandre Koyré (1950), Charles Jarrett(1980), Emilia Giancotti (1988) en Henk Keizer en Stan Verdult (2015-2017) onder vele anderen. Het zij en blijve zo: wij verschillen van interpretatie.
BeantwoordenVerwijderen1/31: 'Het feitelijke verstand, of dat nu eindig of oneindig is, ........ moet tot de genatuurde natuur worden gerekend en niet tot de naturende natuur.'
BeantwoordenVerwijderenPrecies, en daar zitten we op de geometrisch/axiomatische hoofdlijn van de Ethica (die van Spinoza zelf) en niet in een uitstapje in een Scholium. [Dat hij dit 'verderop' zou gaan bewijzen los van wat hij in dat Scholium allemaal bracht, had hij in 1/17s al aangekondigd]
BeantwoordenVerwijderenBeste Stan, volgens mij bestaat het verschil tussen oorzaak en gevolg uit een modus van de substantie. Het gevolg bevat substantie van zijn oorzaak, maar die substantie wordt door de vorm van een modus al dan niet in de duur beperkt. Als zodanig behoort het zijn van de substantie niet tot de essentie van een modus. Wil en verstand kennen wij als modi, maar het is niet uitgesloten dat die ook als een van de oneindig vele attributen bestaan. Als ze bestaan dan komen ze slechts in naam overeen.
BeantwoordenVerwijderenJa, ja, hoe krijg je het je toetsenbord ui, Adèle: "Wil en verstand kennen wij als modi, maar het is niet uitgesloten dat die ook als een van de oneindig vele attributen bestaan." Hier kan ik niet tegenop. (En ik kan er eigenlijk ook niet tegen).
BeantwoordenVerwijderenHet feitelijke verstand en de wil kennen wij als modi van het attribuut denken volgens 1/19s, 1/30d en 1/32d. Het denken is een van de attributen en behoort tot de naturende natuur. Elders ook wel het absolute denken genoemd. Dat Spinoza de deur openhoudt voor het denken en de wil van God lijkt mij daarom niet vreemd. Wel is mijn formulering dat zij 'ook als een van de oneindig vele attributen bestaan' wellicht wat verwarrend geweest.
BeantwoordenVerwijderenAdèle,
BeantwoordenVerwijderenHet gaat om een inderdaad heel moeilijk onderdeel van Spinoza's filosofische stelsel. Het waren niet de eersten de besten die niet konden begrijpen dat Denken een attribuut van God of de substantie is, maar dat God toch NIET denkt - in de zin van: geen objectieve ideeën ofwel verstand van dingen heeft. Verstand (=begrijpen) is wat volgt nadat de natuur dingen heeft gemaakt. (Op meerdere plaatsen, vooral ook in 1/17s, benadrukt Spinoza dat God of de natuur niet dingen maakt die ‘hij’ eerst heeft bedacht. Zo werkt de werkelijkheid niet (zie ook in de evolutietheorie, maar dat terzijde).
Verstand (of 't nu eindig of oneindig is) is altijd een MODUS van denken (waarnaast er andere modi zijn (zoals ratio, imaginatio). De formele ideeën zoals ze gevormd worden in het attribuut Denken, zijn nog slechts 'losse' ideeën gevormd door andere ideeën, waarmee ze in een causaal netwerk of verband bestaan; zij zijn nog niet "ideeën van iets", wat ze pas worden wanneer ze als idee opgenomen worden (object worden) in een verstand en dan een bijbehorend ideatum hebben: een ding waarvan ze het idee zijn (ideatum=gedacht ding; of een ding, voor zover gedacht).
Nog ingewikkelder lijkt het te worden als Spinoza benadrukt dat 'het verstand' geen capaciteit of apart vermogen is: het is ‘het begrijpen zelf’. Vandaar dat hij het er niet oneens mee is dat ooit door Hebreeën werd gezegd dat de begrijper, het begrepene en het begrijpen één en hetzelfde zijn: het gaat om één activiteit of proces.
Cogitare (Denken in de zin van ideeën uit ideeën vormen) speelt zich af op het niveau van de natura naturans; intelligere (Begrijpen) op het niveau van de natura naturata.
Met Denken doelt Spinoza kennelijk op het loutere, aparte of formele proces van vorming van ideeën die ontstaan uit andere ideeën. Begrijpen (intelligere) is: concepten vormen (zaken 'samen pakken' of 'vatten’) - is inzien dat een idee een idee VAN (iets) is - dat een ding en 't idee ervan bij elkaar horen (dat het idee wáár is).
Maar Spinoza zou Spinoza niet zijn, als hij er niet op wees - daar er maar één substantie is - dat het "God als gevolg" (of God gemodificeerd) is die het begrijpen doet - die de ideeën heeft (zoals je overal in deel II leest). Het begrijpen overkomt ons als het ware - is niet iets dat wij doen, maar dat met ons gebeurt.
Als dit een redelijke samenvatting van (een deel van de ) hoofdlijnen van het stelsel van Spinoza is, dan zou het toch onbegrijpelijk zijn dat hij toch nog ergens een opening had waar deze zo geconcipieerde god toch nog verstand (en wil) zou hebben. Dan blijft er toch niets van zijn systeem heel en glibbert alles weg.
Nog iets. Vraag je nog eens af, Adèle, waarom je er zo'n belang aan hecht dat de God van Spinoza toch verstand en wil zou hebben, of kan hebben? Wat is het belang daarvan of wat los je ermee op?
BeantwoordenVerwijderenInteressant Stan wat je zo allemaal schrijft, maar volgens 1/29s en 1/31, horen de attributen toch echt tot de natura naturans en de ideeën (het feitelijke verstand) tot de natura naturata. Het doet er met betrekking tot dit onderscheid voor Spinoza niet toe of we die ideeën nu begrijpen of niet. Die discussie hebben we al eerder gehad toen het ging over het onderscheid tussen de idee van God en het oneindige intellect. De ideeën "liggen besloten" in de attributen, maar worden pas formele ideeën in de idee van God. Dat wil zeggen: vanuit de mens gezien. Vanuit God gezien, bestaan ze op dat moment al objectief. Ook daarover hebben we het al uitgebreid gehad. Het ingewikkelde is dat de attributen eigenschappen zijn van alle substantie, dus ook die waaruit de ideeën bestaan. En ook van de vormen van die ideeën, en van de lichamen van enkelvoudige dingen etc. Wanneer Spinoza het heeft over ideeën die besloten liggen in de attributen, gebruikt hij het begrip attributen in een absolute zin als in 'het denken an sich', het 'absolute denken'.
BeantwoordenVerwijderenWaarom hecht ik belang aan de mogelijkheid dat God toch een verstand en wil zou hebben? Omwille van de bescheidenheid. Omdat de werkelijkheid steeds veel groter blijkt te zijn dan we als mens begrepen hadden. Er zijn overigens ook leringen waarin alle substantie zoals wij die kunnen kennen, kosmisch gesproken slechts de fysieke substantie is van een oneindig wezen. Wij kennen God als substantie, maar het zou arrogant zijn om uit te sluiten dat er meer is. Gelukkig is Spinoza de bescheidenheid zelve.
Adèle, waar lees je bij mij iets waarop jij genoopt wordt te schrijven: "horen de attributen toch echt tot de natura naturans." Zeg ik ergens iets anders dan?
BeantwoordenVerwijderenSorry, Adèle, maar je hebt ergens een klok horen luiden...
"De ideeën "liggen besloten" in de attributen, maar worden pas formele ideeën in de idee van God." Ze zijn juist als formele ideeën besloten in de attributen, en worden objectieve ideeën in de idee van God.
Substantie blijft bij jou iets van de betekenis van "soort materie" hebben. Zo komt uit jouw toetsenbord: "dat de attributen eigenschappen zijn van alle substantie." "God als substantie" verwijst pas in afgeleide betekenis naar substantie als soort materie. Bij Spinoza gaat het om dat wat (als enige) uit zichzelf / zelfstandig bestaat en alleen uit zichzelf begrepen moet worden. Het is de grond / basis van alle werkelijkheid, waarbuiten gewoon niets kan bestaan. Ja, jouw bescheiden Spinoza sluit volkomen uit dat er buiten God of de Natuur nog iets kan bestaan. Laat die andere leringen toch zitten.
Dan heb ik: "Cogitare (Denken in de zin van ideeën uit ideeën vormen) speelt zich af op het niveau van de natura naturans; intelligere (Begrijpen) op het niveau van de natura naturata." kennelijk verkeerd begrepen. Maar als je het niet-feitelijke Denken tot de natura naturans rekent, dan zijn we het met elkaar eens. Alleen lees ik nergens dat daar ideeën uit ideeën gevormd worden, noch dat in de natura naturata geen ideeën uit ideeën gevormd worden. Integendeel zie: 2/9d "De idee van een feitelijk bestaand enkelvoudig ding is een een enkelvoudige modus van denken, onderscheiden van de overige (...); en daarom heeft ze God als oorzaak voor hij slecht iets denkend is (...). NIET VOOR ZOVER HIJ IETS IS WAT IN ABSOLUTE ZIN DENKT, maar zover hij wordt beschouwd als voorzien van een andere modus van denken (...); en daarvan is hij ook de oorzaak, voor zover hij van een andere is voorzien, en zo tot in het oneindige." En als je onder intelligere het begrijpen van nog niet feitelijk bestaande ideeën verstaat, dan ben ik het ook met je eens.
BeantwoordenVerwijderenJe zegt dat de ideeën als formele ideeën besloten liggen in de attributen, maar ik lees alleen in 2/8 dat de formele ESSENTIES van enkelvoudige dingen of modi in de attributen besloten liggen. Maar dat volgens 2/17s “ … de waarheid en formele essentie van de dingen is zoals ze is, omdat ze objectief zo in Gods verstand bestaat.”
Ik versta, onder invloed van de quantumfysica, onder substantie geen abstract filosofisch idee, maar energie. Zoals je weet zijn massa en energie uitwisselbare grootheden, bestaat er in feite alleen energie en zijn vormen slechts tijdelijke condensaties van energie. Dit komt in hoge mate overeen met de visie van Spinoza, volgens welke er geen modi zonder substantie bestaan; modi zijn immers modificaties van substantie die in hun vormaspect aan duur gebonden zijn, maar in hun essentie eeuwig zijn. En ook de hedendaagse kosmogenie gaat uit een enkelvoudigheid die uit zichzelf tot uitbarsting kwam in de Oerknal.
Adéle, ik lees je graag en kan je vaak ook volgen. Daarom dat ik het vreemd vind dat je substantie wil denken via kwantumfysica en energie. Temeer daar Spinoza wel het metafysisch ontologische van substantie benadrukt als datgene wat op zichzelf bestaat – E1, def 3.
VerwijderenIn mijn ogen is het een axioma dat te nemen is als je wil meedenken met Spinoza. Of te laten is zoals Hegel deed met te stellen dat substantie een subject is, en Spinoza niet meer volgt.
Met je kwantumfysica stap je buiten de gesloten ontologie van Spinoza.
Wie dit ook boeiend doet is Slavoj Zizek. Hij neemt Hegels standpunt over (via Lacan) en is daarmee geen Spinozist maar kijkt via kwantumfysica naar de onmogelijkheid om in onze tijd zo’n gesloten ontologie nog te hanyteren. Zizek volgt daarom ook niet Gilles Deleuze maar denkt meer zoals Alain Badiou en het dialectisch materialisme. (Dit dialectisch materialisme is flink filosofisch bijgespijkerd en niet meer te vergelijken met wat gewoonlijk onder deze term wordt verstaan.)
Je hebt een punt, Adèle, en betrapt me erop niet helemaal de moeilijke taal van Spinoza te spreken. Het vormen van de ideeën (modi) geschiedt in de nat.naturata, de essenties ervan liggen besloten in de attributen en vinden we dus in de nat.naturaans.
VerwijderenJe vertaling van substantie nar energie lat ik aan me voorbij gaan.
Ik zie nu pas iets van deze discussie en het is de verwarring ten top. Ik ga me daar niet in mengen, probeer het ook niet te volgen. Maar ik wil wel kwijt, Stan, dat wat jij hierboven schrijft grote onzin is. En dat draagt er niet aan bij om de zaak te verhelderen.
VerwijderenAangezien dit een zeer algemene opmerking betreft, zonder enige nadere specificatie, ga ik er geheel aan voorbij.
VerwijderenZitten de essenties van ideeën en dingen weer eeuwig in de attributen?
VerwijderenEn maken ze misschien wel deel uit van de natura naturans, zoals je tekst suggereert?
VerwijderenDe substantie/energie van het universum staat precies zo op zichzelf als substantie in E1/def3. Dat axioma blijft dus onaangetast en fier overeind staan. De grote overeenkomsten geven de mogelijkheid om de quantumfysica als hulpwetenschap in te schakelen. Of zoals Spinoza zelf zegt: "Verder geloof ik (...) dat de geest beter in staat is over het een of andere object na te denken naarmate het lichaam beter in staat is het beeld van dat object in zich te laten oproepen" (E3/2s). Spinoza onderscheidt overigens zelf ook één type substantie: de fysieke substantie van water (E1/15c). Die is niet dezelfde is als fysiek water, maar behoudt alle eigenschappen van water ook als het water zelf verdeeld is. Denk: water als de chemische substantie H2O. We hebben het daar al over gehad in dit blog. Dus die ontologisch-metafysische scheidslijn is dus niet zo waterdicht als je denkt. (no pun intended)
BeantwoordenVerwijderenAdéle,
VerwijderenZomaar even enkele bedenkingen. In het doornemen van E1,15 viel me op dat Spinoza stelt dat in de Natuur geen leegte of vacuüm voorkomt. Wetenschappers hebben in het heelal wel degelijk grote gebieden leegte ontdekt, dus in de natuur is er sprake van ‘ledig’. We kunnen dit begrijpen dat in substantie als Natura Naturans geen leegte kan voorkomen, en in de modi van de natura naturata wel.
Zo is ook water als ontologische substantie oneindig, enig en ondeelbaar, terwijl water op ontisch niveau verkoelend uit de kraan kan stromen. Substantie echter is nooit ‘verkoelend’, het ontstaat en vergaat niet op haar niveau. De ontologische differentie die jij zo graag als niet waterdicht ziet, kunnen we best om didactische redenen als axiomatisch verschillend houden. Temeer daar we aannemen dat in de gesloten ontologie van Spinoza substantie, attributen en modi één geheel vormen zonder ‘hetzelfde’ te zijn. Door de verschillen te benadrukken zien we beter hoe de eenheid samenhangt, lijkt me.
Maar ik wil er geen discussie over beginnen, we leggen de accenten verschillend.
Hallo Ed, dank voor je reactie.
BeantwoordenVerwijderenVolgens de laatste inzichten van de astrofysica is er geen leegte in de ruimte, maar bestaat die voor 70% uit donkere energie, 20% uit donkere materie en uit 4% 'baryonic matter' (het spul waar wij van gemaakt zijn). Het woord 'donker' verwijst ernaar dat de wetenschappers in het donker tasten wat betreft de aard en betekenis van die energie en dat materiaal.
Wat jij zegt over water en substantie verwijst naar alles wat Spinoza zegt over substantie en modi. Wat hij zegt over de FYSISCHE substantie van water, is zoals substantie in een modus opereert. Er zijn gradaties in de gebondenheid van substantie in een modus.
Voor mij is nu de hamvraag: wat zijn die essenties van de dingen die in de attributen besloten liggen? Als ik het goed begrijp zijn dat de monaden van Leibniz. Alleen heeft Leibniz hun eigenschappen dermate determinerend, geïndividualiseerd en gedetailleerd weergegeven dat we die bij Spinoza moeilijk zo noemen kunnen. En de vraag is natuurlijk ook: waar komen die (individuele) essenties vandaan? Misschien toch ...
https://www.kuuke.nl/ons-sterrenstelsel-bevindt-zich-in-een-grote-kosmische-leegte/
VerwijderenAdéle, zijn deze leegtes de zwarte gaten waar jij naar verwijst?
Hallo Ed, nee zwarte gaten bestaan juist uit extreem verdichte materie. Steek je licht op bij https://vragen.wetenschapsagenda.nl/content/wat-is-donkere-materie-en-wat-is-donkere-energie, of google even donkere energie voor de wikipedia pagina's. Succes.
BeantwoordenVerwijderenAdèle,
Verwijderenokee, dan zijn er naast zwarte gaten dus leegtes in het heelal zoals deze wetenschappers in mijn https suggereren. Bedankt.
Nee, er is geen leegte in het universum. En er bestaat ook geen absoluut vacuüm in bijvoorbeeld een laboratoriumopstelling. Het universum is gevuld met energie en materie. Alleen weet men nog niet wat voor een energie en materie dat dan zijn, omdat ze niet zichtbaar zijn maar op grond van wiskundige berekeningen aanwezig moeten zijn. Er is nu al wel, met behulp van computersimulaties, een soort web-achtige structuur geconstrueerd. Die zie je bij de afbeeldingen staan. De functie daarvan zou zijn dat die negatief op de zwaartekracht werkt, waardoor het universum zich versnelt blijft uitzetten, in plaats van daarin vertraagt zoals je op basis van de oerknal alleen zou verwachten.
BeantwoordenVerwijderenversneld
BeantwoordenVerwijderen