Maarten van Buuren’s ‘Spinoza – Vijf wegen naar de vrijheid’
redux [vervolg 1]
In de komende
blogs laat ik telkens aan de hand van een citaat zien, hoe Maarten van Buuren
in zijn ‘Spinoza – Vijf wegen naar de
vrijheid’ een nogal eigenzinnige interpretatie van Spinoza’s filosofie
geeft.
Deze tekst zet
Van Buuren ons voor op p. 87-88
“Hij
[Spinoza] kenmerkt de geest als een spiegeling (reflectie) van deze
[levens]drift en, wat misschien belangrijker is: als dienstbaar aan deze
levensdrift. De geest (rede) maakt onderdeel uit van de organische levensdrift
en heeft als functie om deze drift te sturen.
Conatus krijgt bij Spinoza de status van substantie toegewezen waaruit het leven als lichamelijk én geestelijk streven (appetitus) wordt afgeleid en waarbinnen de begeerte (cupiditas) als bewustzijn van dit streven een secundaire positie krijgt toegewezen. De enkelvoudige substantie leidt via de attributen (eigenschappen) en de modi tot (a) een lichamelijk en (b) een geestelijk streven. Descartes' dualisme is niet afwezig in het systeem van Spinoza. De cartesiaanse substanties 'denken' en 'uitgebreidheid' komen in het systeem van Spinoza terug als attributen (eigenschappen) van de enkelvoudige substantie, maar niet op een gelijkwaardige manier: de eigenschap ‘denken' is als weerspiegeling van de eigenschap 'uitgebreidheid', een van deze uitgebreidheid afgeleide en aan deze uitgebreidheid dienstbare eigenschap. Dat is de eerste verregaande consequentie die we kunnen trekken uit de relatie tussen de substantie conatus (levensdrift) die via haar twee eigenschappen 'uitgebreidheid' en 'denken' op het niveau van de modi uitmondt in de lichamelijke appetitus (streven) en de geestelijke cupiditas.”
Conatus krijgt bij Spinoza de status van substantie toegewezen waaruit het leven als lichamelijk én geestelijk streven (appetitus) wordt afgeleid en waarbinnen de begeerte (cupiditas) als bewustzijn van dit streven een secundaire positie krijgt toegewezen. De enkelvoudige substantie leidt via de attributen (eigenschappen) en de modi tot (a) een lichamelijk en (b) een geestelijk streven. Descartes' dualisme is niet afwezig in het systeem van Spinoza. De cartesiaanse substanties 'denken' en 'uitgebreidheid' komen in het systeem van Spinoza terug als attributen (eigenschappen) van de enkelvoudige substantie, maar niet op een gelijkwaardige manier: de eigenschap ‘denken' is als weerspiegeling van de eigenschap 'uitgebreidheid', een van deze uitgebreidheid afgeleide en aan deze uitgebreidheid dienstbare eigenschap. Dat is de eerste verregaande consequentie die we kunnen trekken uit de relatie tussen de substantie conatus (levensdrift) die via haar twee eigenschappen 'uitgebreidheid' en 'denken' op het niveau van de modi uitmondt in de lichamelijke appetitus (streven) en de geestelijke cupiditas.”
In het vervolg
behandelt hij dat de rede zich tot de conatus verhoudt als een ruiter tot zijn paard
– een beeld dat je bij Plato vindt, maar nergens bij Spinoza.
Opmerkelijk is
dat je bij Van Buuren geen behandeling van het tweede deel van de Ethica aantreft, waarin Spinoza “de
natuur en oorsprong van de geest” behandelt. Van Buuren neemt daarvoor als
uitgangspunt het Scholium bij stelling 9 van het derde deel dat luidt:
Wanneer
dit streven [conatus] uitsluitend op
de Geest betrekking heeft, wordt het "Wil" [Voluntas] genoemd; heeft het echter betrekking op Geest en Lichaam
beide, zo noemt men het Drang [Appetitus]
welke dus niets anders is dan het wezen zelf van de mens, uit welks aard al wat
tot zijn eigen behoud strekt, noodzakelijk voortvloeit, zodat dus de mens
genoodzaakt is dit alles ook te doen. Verder bestaat er tussen drang en
begeerte geen ander verschil dan dat men meestal van begeerte [cupiditas] spreekt
voorzover de mensen zich van hun drang bewust zijn, zodat daarom Begeerte [Cupiditas] kan worden omschreven als
Drang verbonden met het bewustzijn daarvan. Uit dit alles blijkt dus wel
duidelijk dat wij niets nastreven, willen, verlangen noch begeren wijl wij
oordelen dat het goed is, maar integendeel, dat wij iets goed noemen wijl wij
er naar streven, het willen, verlangen en begeren. (Vert. Van Suchtelen,
spelling aangepast)
Merk op hoe Van
Buuren aan het slot van de geciteerde passage van appetitus louter het lichamelijke streven maakt (waar dit voor
Spinoza juist de passende term is voor het streven van lichaam en geest
tegelijk). Van Buuren deelt appetitus
toe aan uitgebreidheid (’t lichaam) en cupiditas
aan het denken. Dat “de eigenschap ‘denken' is als weerspiegeling van de
eigenschap 'uitgebreidheid', een van deze uitgebreidheid afgeleide en aan deze
uitgebreidheid dienstbare eigenschap," is volkomen door Van Buuren
bedacht. Hij gaat daarin geheel in tegen Spinoza die niet nalaat te benadrukken
dat het denken juist niet een van de uitgebreidheid afgeleide eigenschap is,
maar een eigenstandig te begrijpen attribuut betreft.
Maarten van Buuren is verliefd op het begrip 'conatus'. Hij blaast het begrip tot zulke proporties op dat het niet meer herkenbaar is als het begrip dat Spinoza introduceert in deel III van de Ethica. 'Conatus is de oorzaak van alles wat leeft' (p. 86). 'Conatus krijgt bij Spinoza de status van substantie toegewezen' (p. 88) (NB: waar dan? waar dan?). 'is de conclusie onontkoombaar dat de conatus uiteindelijk samenvalt met God'(p. 78). Dat weerhoudt hem er niet van te schrijven: 'Conatus/appetitus is de begeerte naar iets' (p. 86). En ook: 'Conatus is .... in de eerste plaats de impuls die een ding op gang brengt, of liever gezegd, de impuls waarmee een ding (organisme) zichzelf op gang brengt'(p. 77). Het organisme als causa sui!
BeantwoordenVerwijderen'dat hij conatus opvat als de impuls die het ding tot leven brengt, de stoot die de aanzet vormt tot de ontplooiing van de essentie van een ding in de existentie. ...Dat is de richting waarin Spinoza het begrip uitwerkt in de Ethica.' (p. 77) (NB: waar dan? waar dan?)
Zoals uit de laatste regels al blijkt, gaat hij ook aan de haal met het begrip 'essentie'. Hij heeft het eigenlijk alleen maar over de essentie van de soort. Volgens hem denkt Spinoza vooral daaraan als hij het over essentie heeft (p. 90). 'als hij in de Ethica de menselijke essentie vergelijkt met een definitie' (p. 92) (wederom: waar dan?). 'De essentie van de mens en in het algemeen van elk natuurlijk ding is een abstract bouwplan, definitie of ontwerp dat vervolgens in materiële zin wordt uitgewerkt, dat wil zeggen, in het bestaan (existentie) wordt gezet.' Spinoza?
'Als ik conatus opvat als de kracht waarmee de essentie van een ding (mens) in de existentie wordt uitgeplooid ..' Kortom, allemaal essenties waar Spinoza het niet over heeft. Die zegt dat de essentie van een ding (mens) zijn conatus is.
Tot slot een citaat ter ondersteuning van het betoog van Stan dat het denken geen afgeleide is van uitgebreidheid, zoals Van Buuren stelt: 'Dat wil zeggen, de ideeën van zowel Gods attributen als van de particuliere dingen, kennen als werkoorzaak niet datgene waarvan zij ideeën zijn, anders gezegd van de waargenomen dingen, maar van God zelf, voor zover hij een denkend iets is'. (2/5)
De dingen komen Van Buuren vlot uit de pen, zoals Stan al opmerkte:
'Conatus krijgt bij Spinoza de status van substantie toegewezen (??) waaruit het leven als lichamelijk én geestelijk streven (appetitus) wordt afgeleid.. (p.88)
'de substantie conatus die via haar twee eigenschappen 'uitgebreidheid' en 'denken' op het niveau van de modi uitmondt in de lichamelijke appetitus (streven) en de geestelijke cupiditas.”
Laat ik het zo samenvatten (over hoofdstuk 3): de begrippen 'conatus' en 'essentie' zijn ONHERKENBAAR als begrippen van Spinoza.
BeantwoordenVerwijderenEn dat het denken of het geestelijke een afgeleide zou zijn van uitgebreidheid of het lichamelijke is toch wel verschrikkelijk vloeken in de kerk.
Dan word je over Spinoza toch wel heel erg op het verkeerde been gezet.