donderdag 18 januari 2018

Maarten van Buuren herkent bij Spinoza toch een vrije wil



Maarten van Buuren’s ‘Spinoza – Vijf wegen naar de vrijheid’ redux [vervolg 2]
Zie hoe Spinoza, ondanks zijn veelvuldige ontkenning en uitvorige bewijsvoering van het niet bestaan van een vrije wil, volgens Van Buuren toch het bestaan van een vrije wil kent.
In hoofdstuk 8, waarin hij de diverse aspecten van vrijheid bij Spinoza behandelt, schrijft hij op. 180-81
(a) Als een steen, nadat hij in beweging is gebracht, voort blijft rollen, is dit voortrollen niet het gevolg van noodzakelijkheid, maar van dwang, zegt Spinoza. Er is dus een verschil tussen handelingen die zich noodzakelijk zo en niet anders moeten voltrekken en handelingen die zo, maar ook anders of niet hadden kunnen worden uitgevoerd, zoals het in beweging brengen van een steen. Handelingen die onder dwang worden uitgevoerd, vallen in deze laatste categorie.
De zuigeling in Spinoza's eerste voorbeeld kan niet kiezen of hij wel of niet naar melk verlangt, hij verlangt noodzakelijk naar melk. Het verlangen van de dronkenlap naar de drankfles is daarentegen niet noodzakelijk, want hij heeft de keus om de fles te laten staan. Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, voor de woede-uitbarstingen van de woesteling en het vluchtgedrag van de angsthaas.
Spinoza wijst er in een van zijn brieven op dat onvrijheid in de zin van noodzakelijkheid en onvrijheid in de zin van dwang niet met elkaar moeten worden verward: Daarom lijkt het mij dat ge geen onderscheid maakt tussen dwang of geweld, en noodzaak. Dat een mens wil leven, liefhebben enz. is geen dwang maar wel noodzaak. [Brief 56]
Het mag in het algemeen zo zijn dat onze handelingen onvrij zijn, maar er is verschil tussen noodzakelijk onvrije handelingen en gedwongen onvrije handelingen. De laatste groep bevat een marge waarop de vrije wil invloed kan uitoefenen. De meeste mensen gebruiken deze marge nauwelijks, omdat ze er niet in slagen hun rede te ontwikkelen, met als gevolg dat ze ook in deze wilsvrije marge onredelijk, dat wil zeggen impulsief blijven handelen.

Merk op hoe volgens Van Buuren de dronkenlap de keus heeft om de fles te laten staan! Hij had dus anders kunnen handelen, maar dat is niet een zienswijze die je bij Spinoza aantreft, maar die geheel voor rekening van Van Buuren komt, die hij vervolgens Spinoza in de schoenen schuift, zodat hij toch een vrije wil zou erkennen.

Enige bladzijden verder, op p. 183-84, legt hij dit nader uit in § 5 Vrijheid als oordeelsvrijheid
Spinoza's radicaal deterministische wereldvisie laat zo te zien nauwelijks ruimte over voor een positief geformuleerde vrijheid. Toch is het hele oeuvre van Spinoza juist daarop gericht. Dat leidt tot een zekere mate van spraakverwarring in zoverre Spinoza aan de ene kant ontkent dat er zoiets bestaat als vrije wil, maar aan de andere kant een vurig pleidooi houdt voor het ontwikkelen van een vrijheid die zich manifesteert in vrije wilsbeslissingen.
De vrije wil die Spinoza op het oog heeft, zetelt in de rede, die we ons moeten voorstellen als een soort rechtbank waaraan zintuiglijke waarnemingen en meningen (opiniones) ter beoordeling worden voorgelegd. Deze rechtbank onderzoekt de waarnemingen, geeft zijn instemming aan de waarnemingen die juist en verwerpt de waarnemingen die onjuist worden bevonden. Spinoza gaat ervan uit dat de mens beschikt over een wil in de specifieke betekenis van een oordeelsvermogen:
... onder wil versta ik het vermogen tot bevestigen en ontkennen [...] ik bedoel het vermogen waarmee de geest bevestigt wat waar is en ontkent wat vals is... [2/48s]
In dit oordeelsvermogen verschanst zich de vrijheid die oordeelsvrijheid (libertas judicandi) wordt genoemd. Spinoza verdedigt in het Theologisch-politiek traktaat dat deze oordeelsvrijheid een natuurrecht is dat als zodanig onvervreemdbaar is: [p.m.]

Hier is iets merkwaardigs aan de hand. Het vergt goed en nauwkeurig lezen binnen de context van wat Spinoza hier zegt. Om niet misverstaan te worden geeft Spinoza een omschrijving van wat hij precies afwijst. Hij ontkent niet dat de geest iets kan begeren of van iets een afkeer kan hebben, maar hij ontkent wel dat er in de geest een vermogen is (wil genaamd) om te bevestigen of te ontkennen. Ja, Spinoza schrijft dus inderdaad hetgeen Van Buuren citeert, maar hij doet dat om precies aan te geven wat hij ontkent. Het geciteerde is dus niet een visie van Spinoza zelf. Maar zo behandelt Van Buuren het wel.
[Zie hoe ik deze blunder van Maarten van Buuen nog uitgebreider en scherper heb verwoord in mijn tweede bespreking van zijn Spinoza-boek op 05-04-2016]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten