In
vervolg op het vorige blog waarin enige informatie van en over Catherine
Malabou, wil ik in dit blog vooral ingaan op haar m.i. belangrijkste artikel
voor wat Spinoza betreft, ontstaan n.a.v. een openbare lezing die zij gaf voor
de studenten van European Graduate School aan het Centre for Research in Modern European Philosophy at Kingston
University op 1 december 2016.
Catherine
Malabou, “Before and Above: Spinoza and Symbolic Necessity.” In: Critical
Inquiry, Volume 43, Number 1 | Autumn 2016 – html-tekst
& het PDF.
Zij heeft het in dit artikel over Spinoza, Levinas,
Deleuze en Bronchard, over jodendom en christendom. Zij bediscussieert het
verraad waarvan Levinas Spinoza beschuldigt en heeft het verder over taal en
i.h.b. Hebreeuws, en… het heilige in verband met de TTP en de Ethica.
Beluister
hier die Lecture. Als je de tekst meeleest met het artikel “Before and Above” merk
je dat ze later haar bevindingen over Levinas en Bronchard heeft toegevoegd,
maar die toevoegingen droegen niets bij aan de kern van haar thema, die ze in
die lezing al bracht.
Op
4 feb. 2016 werd door Spinoza à Paris 8 de video van de lezing die Catherine
Malabou op 29 jan. 2016 gaf aan de 'Université Paris 8' over "Spinoza et
la question du symbolique" op Youtube
gebracht – over hetzelfde thema.
Catherine
Malabou, “Before and Above: Spinoza and Symbolic Necessity” staat ook hier met dit abstract:
In
Spinoza, God is without a name and without a shape. His essence is the very
form of the necessity of nature, the infinite regularity, actuality and
rationality of what there is. Nothing good, nothing bad in this. All
representations of God as a legislator, a creator or a father, endowed with
intentions, are only human projections produced by an inadequate understanding
of what a cause is. A true cause is never separated from its effect, but is
immanent to it, which means that it remains within it. As cause of himself,
that is of nature, God is nothing but his own effectuation, and in that sense,
he cannot be said transcendent, that is external, to what he produces. Are the
readings of Spinoza that characterize him only as a thinker of “immanence”
and/or “self-regulation” totally fair though ? Do they do justice to the major
issue of the origin of the sacred as developped in the Theological-Political
Treatise ? Where does sacredness come from for Spinoza? Can it be reduced to a
sheer error or illusion, a temporary hole in the tissue of immanence, or does
it open a specific space in immanence that remains to be explored ? What
exactly are the relationships between necessity and faith, between truth and
its irreducible symbolic dimension? And what does “symbolic” means there where
God is impersonal ? Following Spinoza scriptural hermeneutics, and discussing
it also with thinkers like Levinas, we will develop a new approach to Spinoza’s
concept of revelation, pertaining to his vision of the sacred as an economy of
signs without a referent. In doing so, we would like to show that Spinoza’s
critique of religious dogmatism or fanatism is not to be confused with the
dismissal of the sacred, it is on the contrary propedeutical to the
philosophical delineation of sacredness.
* * *
Ik probeer hier samen te vatten waarom ze mij niet heeft overtuigd. Ik vat alvast samen dat de meesters van de deconstructie tegelijk ook de magicians van de constructie blijken te zijn. Zo tovert ze in dit stuk uit het niets een “ruimte tussen immanentie en transcendentie” tevoorschijn. En hoewel Spinoza op meerdere plaatsen uitdrukkelijk schreef [b.v. TTP H 1 §26] dat hij niet wist door welke wetten van de natuur de profeten hun openbaring ontvingen, gaat Malabou uit diezelfde TTP de hermeneutiek peuren, waaruit zou blijken dat Spinoza dat wél wist – er een theorie over had.
Het sacrale bij Spinoza
Ze
beweert de bron van het sacrale bij Spinoza te achterhalen – en dat is niet de
illusie zoals Deleuze het zag. Ze beweert met een nieuw concept te komen van
Spinoza’s visie op de openbaring, gerelateerd aan zijn visie op het sacrale,
als “een economie van tekens onder een referent.” [Een passage die hopelijk nog
duidelijk wordt].
Openbaring is iets van God zelf
De
openbaring is volgens haar een noodzakelijkheid die in beginsel niet verschilt
van de noodzakelijkheid in de Ethica.
Iets wat Deleuze, wat zij benadrukt, niet zag – die reduceert openbaring tot
een manier van menselijk verstaan, en niet als iets op het niveau van God zelf.
Deleuze behandelt dan ook niet het ontstaan van het symbolische, samenhangend
met het ontstaan en bepalen van het sacrale: “The way in which God signifies
cannot be a pure fantasy of the human mind; rather, it designates a certain
regime of ideality by which ideas themselves are symbolically showcased.” (p.
86)
Iets tussen immanentie en transcendentie
Zij
gelooft dat Spinoza’s hermeneutica in de TTP “opens a space that is precisely
neither that of immanence nor that of transcendence.” (87).
Volgens Levinas zou Spinoza niet hebben gezien dat kennis door te kennen beantwoordt aan een essentiële en noodzakelijke dimensie van God (en niet een zwakte is van de menselijke geest). Spinoza heeft in de Bijbel geen ‘principe van hermeneutische zelfregulatie’ aan het werk gezien [whatever that may be, SV]. Als Spinoza een ware Spinozist zou zijn geweest, zou hij hebben gezien dat rede en geloof, zelfs in de geschiedenis, vanuit hetzelfde principe zouden worden gededuceerd, n.l. als zelfregulatie die geometrisch als rationeel en hermeneutisch als religie geldt.
't Sacrale is iets van de goddelijke noodzakelijkheid
Wat accommodeert? God of de mens?
“Spinoza’s Scriptural Hermeneutics Between Immanence and Transcendence.”
Volgens Levinas zou Spinoza niet hebben gezien dat kennis door te kennen beantwoordt aan een essentiële en noodzakelijke dimensie van God (en niet een zwakte is van de menselijke geest). Spinoza heeft in de Bijbel geen ‘principe van hermeneutische zelfregulatie’ aan het werk gezien [whatever that may be, SV]. Als Spinoza een ware Spinozist zou zijn geweest, zou hij hebben gezien dat rede en geloof, zelfs in de geschiedenis, vanuit hetzelfde principe zouden worden gededuceerd, n.l. als zelfregulatie die geometrisch als rationeel en hermeneutisch als religie geldt.
't Sacrale is iets van de goddelijke noodzakelijkheid
Begrensd
is strikte (Deleuze) of te beperkte immanentie (Levinas). Zij gaat nu laten
zien hoe Spinoza’s hermeneutica deze grenzen vermijdt en wel door het symbolische
te bepalen en ‘t sacrale als “een niet te reduceren dimensie van de goddelijke
noodzakelijkheid.”
Voor
Spinoza is openbaring, aldus Catherine Malabou, een noodzakelijk historische
gebeurtenis – een feit. Openbaring moest plaats hebben (iets waar Deleuze het
nooit over heeft). Is een ontologisch feit. Dat is volgens haar wat openbaring
ook als eerste openbaart: n.l. dat het er is. Spinoza zegt dat nergens met
zoveel woorden, maar daar is zij niet van onder de indruk, want: “Het is, zo
meent zij, onduidelijk hoe dit geen kwestie voor Spinoza had kunnen zijn.” (89)
Openbaring is voor Spinoza (i.t.t. voor Deleuze) geen kwestie van inadequate
kennis. Ze verwijst daarvoor naar de ‘communicatie met Christus,’ naar wat
Spinoza over Christus zegt. Door onze beperkte menselijke natuur zien wij dit
niet duidelijk en zien we de noodzakelijkheid ervan vanuit
praktische/nuttigheidsoverwegingen. Malibou insisteert erop dat openbaring op
het niveau van God noodzakelijk en adequaat is – gezien ook zijn mind-to-mind-communicatie
met Christus. Volgens haar brengt Spinoza’s Bijbelse historisch-kritische
hermeneutische methode het tussenliggende
tussen filosofie en openbaring. Spinoza’s interpretatiemethode zou de ruimte
zijn voor de onderhandeling tussen openbaring als goddelijke noodzakelijkheid
en openbaring als menselijke perceptie van deze noodzakelijkheid (90). Wat accommodeert? God of de mens?
Dan
vraagt ze zich af: wie of wat accommodeert? God of de mens? Ze verwerpt Deleuzes
exegese, daar hij de noodzakelijkheid van de openbaring niet verklaart. Immers
“Revelation is not a prophetic invention but, first and foremost, a divine
necessity; otherwise it would not have happened as what it is: an irreducible
fact.” (92)
Nadat
zij nog eens uitvoerig de commentaren van Deleuze, Brochard en Levinas
geschetst heeft, stelt ze vast: “In them, the specific regime of the necessity
of revelation in Spinoza’s philosophy is not brought to light carefully enough
and is equated with (1) a confused “cultivation” in which, very strangely, God
seems to play no part [Deleuze]; (2) the final proof of the personality of
God—by which God ceases to be the void and amorphous name of the necessity of
nature so as to become a “benevolent will” [Brochard]; and (3) the evidence of
a misunderstanding or misperception of the self-regulative structure and
essence of the Bible [Levinas].” Dit leidt er volgens haar toe dat lezers de
indruk krijgen dat er een discrepantie, zo niet een contradictie, bestaat
tussen de Ethica en de TTP. [p. 97]“Spinoza’s Scriptural Hermeneutics Between Immanence and Transcendence.”
Dan
komt een paragraaf 4 met de merkwaardige titel: “Spinoza’s Scriptural
Hermeneutics Between Immanence and Transcendence.” Daarin komt ze met een
andere manier van begrijpen van Spinoza’s openbaringsconcept, nl. een die de
symbolische dimensie van de noodzakelijkheid onthult. (97). Lets put it
clearly: for Spinoza, it is in the nature
of God to reveal himself.
Ze onderzoekt zgn. de status van het heilige zoals het verschijnt in de hermeneutica en wel bij de kwestie van significatie of betekenisgeving. Ze schetst het onderscheid dat Spinoza maakt tussen betekenis en waarheid. De geest van een tekst zit in z’n betekenis niet in z’n waarheid. De betekenis die woorden hebben gekregen is onverwoestbaar, maar moet niet verward worden met een [oorspronkelijke] waarheid. De semantische inhoud van een woord blijft stabiel zonder dat dit een waarheid constitueert.
het heilige
Het heilige ontstaat door conventie
Kritische slotconclusie
Beluister desgewenst hier nog haar antwoorden op de vragen die aan het eind van haar lezing aan de orde werden gesteld
Ze onderzoekt zgn. de status van het heilige zoals het verschijnt in de hermeneutica en wel bij de kwestie van significatie of betekenisgeving. Ze schetst het onderscheid dat Spinoza maakt tussen betekenis en waarheid. De geest van een tekst zit in z’n betekenis niet in z’n waarheid. De betekenis die woorden hebben gekregen is onverwoestbaar, maar moet niet verward worden met een [oorspronkelijke] waarheid. De semantische inhoud van een woord blijft stabiel zonder dat dit een waarheid constitueert.
What
then is semantic content if different from truth? For Spinoza, the meaning is neither
the signifier (the letter) nor the referent (the truth)—the thing
behind, beyond, or outside the word. The meaning pertains to the signified (what
Ferdinand Saussure would call a concept).13 The signified is
the stable component of a word. Such a proposition is entirely paradoxical: how
can a signified have any stability by itself, outside of its referent?
het heilige
Hier
heeft ze het eerst nog even over Levinas’s commentaar op deze splitsing: wat
immers kan interpreteren nog betekenen, als het volledig is losgekoppeld van
waarheid. Elk verschil tussen het betekenende en de waarheid is voor Levinas in
het jodendom niet mogelijk. Dan gaat ze over op het beschrijven van het heilige
The
signifier’s stability is ascertained by human usage, that is, by convention
only and not according to referents. “Words acquire a fixed meaning solely
from their use” (TPT, p. 146). The incorruptibility of words is then not
linked with an originary purity or authenticity. It lays its foundation on
convention. The relationship betweens signifier and signified and signified
with referent are purely contractual. So what is incorruptible is convention.
Truth pertains to the referent and meaning to usage so that the true meaning
has definitively separated itself from the truth of things. [p. 103]
Het heilige ontstaat door conventie
Het
heilige zit volgens [haar] Spinoza dus niet in de taal, noch in datgene waar
het in taal over gaat – er zijn geen heilige dingen en woorden op zich zijn
zeker niet heilig – het heilige ontstaat door conventie, door gebruik; dat
leest ze in deze passage in de TTP hoofdstuk 12:
Words
acquire a fixed meaning solely from their use, if in accordance to this usage
they are so arranged that readers are moved to devotion, then these words will
be sacred, and likewise the book containing this arrangement of words. But if
these words at a later time fall into disuse so as to become meaningless, or if
the book falls into utter neglect, whether from malice or because men no longer
feel the need of it, then both words and book will be without value and without
sanctity. Lastly, if these words are arranged differently, or if by custom they
acquire a meaning contrary to their original meaning, then both words and book
will become impure and profane instead of sacred. [TPT, pp. 146–47] [p.
104]
Het heilige kan dus profaan worden – en omgekeerd - daar het geen
referent heeft en ook semantisch niet stabiel is. Wat is het dan dat dingen
heilig maakt, wat vormt ze om tot tekens?
“It is, precisely, fantasy, imagination, and all their productions,
mysteries, fictions, revelations, all the propensities of the mind to overinterpret God for want of a stable
signified of the sacred.” [mijn vetdruk]. De geest - in brede zin – zou een
natuurlijke tendens hebben te overinterpreteren en dat is de oorsprong en
mogelijkheid überhaupt van het heilige. ‘Overinterpreteren’ is dus waar het om
gaat. Die door haar gemunte term licht ze nader toe. Ze schrijft
Spinoza
declares: “Thus it follows that nothing is sacred or profane or impure in an
absolute sense apart from the mind [extra mentem], but only in relation
to the mind” (TPT, p. 147). The “mind” (and here mind means the
whole of our faculties) has a natural tendency to overinterpret—and
such is the origin, the very possibility of the sacred. The sacred is
rooted in the capacity of the mind to cope with the absence of any stable
referent and signified of sacredness itself.” [p. 104]
[…]
Such is also the space of the symbolic in Spinoza: the possibility of
opening a hole, an empty square, in the network of signs and things for the
transience and mutability of the sacred.
This type of opening does not contradict natural necessity. Overinterpretation is not, or not only, the product of a human defect but is something caused by God, a dimension of his manifestation. It is something that appears with the fact of this manifestation, that is, with revelation. Of course, we ignore the “causes” of revelation, but we can assume that the possibility of overreading is not alien to rationality or even to expression.
We can then suggest that imagination, fantasy, and the like are not faulty versions of a not yet rational mind, trapped within the first kind of knowledge. Rather, they are answers to the absence of the signified of the sacred and perhaps for the absence of the signified for God himself. After all, the tendency to overread or overinterpret might be the necessary condition, the very first and primitive one, for the rational acceptance of a God without a name. [p. 104-105]
[Vetdruk van mij. Malabou zegt hiermee nogal wat!]
This type of opening does not contradict natural necessity. Overinterpretation is not, or not only, the product of a human defect but is something caused by God, a dimension of his manifestation. It is something that appears with the fact of this manifestation, that is, with revelation. Of course, we ignore the “causes” of revelation, but we can assume that the possibility of overreading is not alien to rationality or even to expression.
We can then suggest that imagination, fantasy, and the like are not faulty versions of a not yet rational mind, trapped within the first kind of knowledge. Rather, they are answers to the absence of the signified of the sacred and perhaps for the absence of the signified for God himself. After all, the tendency to overread or overinterpret might be the necessary condition, the very first and primitive one, for the rational acceptance of a God without a name. [p. 104-105]
[Vetdruk van mij. Malabou zegt hiermee nogal wat!]
Kritische slotconclusie
Zij vindt hierin
een aanleiding de onderlinge verhouding tussen de drie kennissoorten bij
Spinoza nog eens te onderzoeken. Geen wonder, want in dit stuk heeft ze al een vergaand voorschot op zo'n "onderzoek" genomen door de verbeelding behoorlijk ver het gebied van de ratio binnen te trekken. Terwijl er voor Spinoza een scherp onderscheid tussen beide kensoorten bestaat; zodat hij in de TIE zelfs een wet van de omgekeerde evenredigheid tussen beide formuleerde. Waar volgens de meeste interpretaties Spinoza's God geen verbeelding heeft (want Gods verstand alleen uit adequate ideeën bestaat en geen onvolledige laat staan fictionele ideeën kent die alleen bij de mensen te vinden zijn), is voor haar "overreading not alien to rationality or even to expression." Zoals ik in het begin al zei: ze heeft me bepaald niet overtuigd. Hoe vernuftig haar analyse over het symbolische bij Spinoza ook lijkt - Catherine Malabou maakt een potje van de TTP en van het Spinozisme. Ze bereikt haar 'resultaten' via een soort omgekeerde deconstructie. Op mij komt het over als charlatanerie. Ik citeer Spinoza:
Malabou is allereerst een gedegen hegeliaan. Het belang van 'openbaring' ziet zij mogelijk als iets tussen immanentie en transcendentie via die overinterpretatie. Als hegeliaan verbindt ze overinterpretatie met het speculatieve weten om zodoende het verband leggen transcendentale ik op het spoor te komen. Dit geeft vervolgens een kijk voor betrokkene om via zijn/haar overinterpretatie de organiserende eenheid in zijn spreken te doorgronden.
BeantwoordenVerwijderenIn het 'organiseren' toont zich de eenheid van object en subject, en deze eenheid is het organiserend principe van wat Hegel het speculatieve noemt.
Vandaar dat Malabou als hegeliaan een derde weg kan zien tussen immanentie en transcendentie.
Zij blijft dan wel niet meer bij Spinoza, maar dat charlatanerie te noemen, ach.
als de pretentie is 'Spinoza uit te leggen' mag dat worden genoemd wat het is: charlatanerie. Net als bij jou!
BeantwoordenVerwijderenWaw...
VerwijderenStan, ik ben het met je eens.
BeantwoordenVerwijderenWat een rommelig geredeneer. Spinoza wordt ook plastisch behandeld. Wat wordt hier precies onder openbaring verstaan? De term “openbaring” lijkt bij haar te impliceren: “feit gegeven door iets”, niet “mening gecreëerd door mens”. Ze wenst te redeneren vanuit “tekens” die lastig te interpreteren zijn, als ze al rationeel te interpreteren zijn. Iets waarvan Spinoza zegt dat hij niet zou weten hoe, zoals ook al door jou aangehaald.
Dat wat de mens over god denkt er noodzakelijk is, dat kan ik nog accepteren. Maar de noodzakelijkheid van de openbaring als gegeven door tekenen/god, niet gezien als voortkomend uit zintuiglijkheid lijkt me niet OK. Tekenen worden via de zintuigen “waargenomen”. Ze zijn ze per definitie minder adequaat en moeten überhaupt eerst in relatie tot een concept gebracht worden. Ze zijn, zou ik zeggen, toevallig goed uitkomende bijkomstigheden om een kwakkelend argument enige overtuigingskracht bij te zetten voor de minder begaafde geest. Niet om kennis uit te deduceren. De status die het teken krijgt is m.i. bij Spinoza niet terug te vinden.
Ze schrijft: "A second major reason that the process of revelation cannot be limited to the inadequate knowledge of humans appears when Spinoza explains in the Treatise that the communication between God and the Christ is rational and adequate."
Spinoza ziet de “openbaring” enkel als adequate kennisuitwisseling tussen god en jezus. Is er in die relatie wel sprake van openbaring zoals die voor ons gewone stervelingen geldt? Lijkt me van niet.
Ze schrijft: "Spinoza does acknowledge the factuality of revelation, which is a first reason not to assimilate it to human “cultivation.”
Als je openbaring ziet zoals ik denk dat de schrijfster deze presenteert, dan is de premisse correct, maar de conclusie zou ik direct willen bestrijden.
En ook: "Spinoza’s method of interpretation is the space of negotiation between revelation as divine necessity and revelation as human reception of this necessity."
Oeps! Ze gaat er maar even vanuit dat deze niet strikt gescheiden zijn, en er een drempel (of eigenlijk overgangsgebied) te verkennen zou zijn.
En daar ben ik gestopt met lezen, omdat ik met de premisse helemaal niet mee kan gaan. Ze past de "method of interpretation" zelf niet toe op Spinoza’s tekst, en ik wil me niet eens vermoeien met denken aan wat zij wil bereiken met dit artikel.
Groet,
Howard
Dank, Howard,
BeantwoordenVerwijderenJe vult mijn commentaar fraai aan met enige van haar discutabele beweringen.
Het is goed dat we naar pretentieuze artikelen fileren. Ik heb ernaar gezocht, maar kon nergens een bespreking van haar tekst vinden. Goed dat wij hier er iets tegenin brengen.
De kenschetsing met "charlatanerie" NEEM IK TERUG, zowel t.a.v. Catherine Malabou als van Ed. Hoe zei minister Blok het? "Wat ik niet had mogen zeggen, meende ik ook niet." Zoiets.
BeantwoordenVerwijderenIk was verbolgen geraakt, maar had mij niet zo moeten uiten. Excuus.
Excuses aanvaard. Wij hebben vaker meningsverschillen met aan beide zijden een scherpte die niet hoeft.
BeantwoordenVerwijderen