Dit wordt vermoedelijk mijn laatste blog over deze jezuïet die
zoveel over Spinoza publiceerde, tenzij ik ooit nog eens iets heel fraais over
hem tegenkom. Hier wil ik verwijzen naar een aantal recensies van het
Spinoza-werk van Dunin Borkowski, die maken dat een zekere bewondering die ik
steeds had voor het vele werk dat deze jezuïet in Spinoza investeerde, plaats
maakt voor enige twijfel aan zijn bedoelingen.
De vier boekdelen van Stanislaus von Dunin-Borkowski die Theo van der Werf heeft weten te bemachtigen. [cf. blog]
Eerst herinner ik aan de bespreking van Ignacy Halpern-Myslicki (1874 - 1935) Poolse Spinoza-geleerde, aan wie ik al op 28-11-2010 een blog wijdde en wiens uitgebreide, informatieve en kritische bespreking ik in een PDF opnieuw publiceerde. Het ging om:
Ignacy Halpern-Myslicki
geeft een bewonderende recensie, waarin hij Dunin-Borkowski veel lof toezwaait
voor zijn poging Spinoza's 'ontogenese' als zíjn reproductie van de
filosofische 'fylogenese' te reconstrueren, maar vanaf halverwege fomuleert hij
ook heel zinnige kritiek. Met name verwijt hij hem dat hij zijn eigen
theologische vooroordelen niet heeft kunnen afleggen. Opmerkelijk is hoe hij
Spinoza verwijt dat hij onnodig de Scholastiek de rug toekeerde. Volgens
Dunin-Borkowski had de nieuwe natuurwetenschap helemaal geen nieuwe filosofie
nodig en kon zij zich best ontwikkelen met de Scholastiek als filosofie op de
achtergrond. Daarover heeft Ignacy Halpern-Myslicki een paar hartige woordjes
te zeggen.
• B.H. Bode (University of Illinis), gaf een korte, maar heel duidelijke indruk van Der junge De Spinoza in: The Philosophical Review, Volume 20 (1911), 449. Ik neem die hier over:
Der junge de Spinoza. Leben und Werdegang
im Lichte der Weltphilosophie. Von STANILAUS VON DUNIN-BORKOWSKI. Munster in Westfalen,
Aschendorfsche Verlagsbuchhandlung, 1910. pp. xxiii, 633.
The subtitle of this work furnishes an
indication of the method adopted by the author in the treatment of his subject.
This method is described by him as the philosophic-constructive and historic-constructive
method, and consists in an attempt to determine Spinoza's development by a reconstruction
of the various movements, tendencies, Stromtingen, which intermingled in the spiritual
life of the period and determined its character. Hence the author discusses in considerable
detail the influences originating from cabalistic teachings, from the Talmud, from
Arabic sources, and from the naturalism of the times; also Spinoza's relations to
scepticism, to Cartesianism, to Christian mysticism, and to scholasticism. In
other words, the purpose of the author is not merely to furnish a biography of Spinoza's
earlier years, but to produce a picture of the Weltphilosophie of the times, a picture
in which the figure of Spinoza constitutes the focus where the divergent forces
meet and interact.
The author makes no claim to
revolutionary discoveries. Such discoveries are unnecessary to justify a book which
gives us a more intimate insight into the development of Spinoza than any other
previously published. In a work of this kind it is to be expected that many resemblances
should appear between Spinoza's philosophy and earlier thought, resemblances
which may tempt the reader to resolve Spinoza into his antecedents. In matters of
this kind, however, the author has been commendably circumspect and conservative,
and he takes issue with certain attempts, e. g., that of Freudenthal, to overemphasize
the dependence of Spinoza upon his predecessors.
In many respects this seems to be a notable
book, a book which students of Spinoza cannot afford to neglect. The author is free
from apparent bias, avoids unnecessary polemics, and combines scholarly treatment
with lucidity of exposition. Moreover, he brings to his task an erudition which
is almost appalling. The notes to the book consist of an appendix, largely Belegstellen,
including about a hundred closely printed pages. This disposition of the notes
leaves the presentation unencumbered and is an excellent feature of the book. The
book is provided with an extensive index and contains about twenty portraits and
facsimiles of manuscripts.
B. H. BODE.
UNIVERSITY OF ILLINOIS.
In: The Philosophical Review, Volume 20 (1911), 449
• W. v. Polowzow heeft over Der junge De Spinoza in: Historische Zeitschrift van 1912 een
uiterst scherpe bespreking die ik hier opnieuw
als PDF doorgeef. Varvara Nikolaevna Polovtsóva, schrijft Andrey Maidansky haar
naam in zijn The
Russian Spinozists waarin hij van haar citeert:
"To those who do not know
Spinoza’s philosophy in detail, the book of Dunin-Borkowski will give a garbled
image of Spinoza as a person and as a philosopher."
Ik ontleen er de titel van dit blog aan. Ik haal enige ‘hoogtepunten’
uit haar kritiek
Het zou Dunin-Borkowski om twee dingen
gaan: 1. die Entwicklung Spinozas mit einer noch nicht erreichten Ausführlichkeit
zu behandeln; 2. die Geschichte der Probleme, welche die Philosophie Spinozas,
nach seiner Auffassung, mitbestimmt haben, darzustellen. [Wat Halpern twee jaar
later zo fraai aanduidde met Spinoza's 'ontogenese' binnen de 'fylogenese'].
Ja, Dunin-Borkowski wil “den Entwicklungsgang des Philosophen in
"ein ganz neues Licht gerückt" haben.” En dat gaat zo:
Zijn ethische of ‘Sittlichkeitsideale’
zou Spinoza aan de Talmoed hebben ontleend. Bijna alle tekstkritische
opmerkingen in de TTP zijn bij Talmoedgeleerden te vinden. Zijn meer
speculatieve ideeën ontleende hij aan de kabbalistische geschriften, m.n. die
van Herera. De verschillende kenbronnen vond hij bij de joods
godsdienstfilosofen als Gaon Saadja, Bachia en Ibn Gabirol; het Spinozistische
vrijheidsbegrip is precies dat van Chasdi Crescas. Ook Arabieren als Al Farabi
drongen diep de Spinozistische speculatie binnen; diens leer over Gods wezen
staan "fast wörtlich in Despinozas Ethik" (235). Z'n kennisleer en
psychologie haalde hij bij zijn "platonisierender Zeitgenossen"
(245). De attributenleer ontleende hij aan de scholastieke triniteitsleer
(zonder dat hij die volledig doorgrondde). De opvatting van de geest als idee
van het lichaam was geen nieuwe ontdekking, maar werd al door de katholieke
Praagse arts Marcus Marci, die kort voor zijn dood jezuïet werd, verkondigd. En
vele stellingen in het tweede deel van de Ethica
zouden woordelijk bij de Engelsman Glisson wegkomen (392).
Een hele alinea geciteerd: “Der
Verfasser sieht bei Spinoza durchweg "Anpassungen und Analogien" (143
u. a.). Es kann demnach nicht wunder nehmen, daβ für ihn Spinoza nur ein
"Analogiegeist", ein "Sammelgenie" (166), ein
"Eklektiker", "wennschon in keinem schlimmen Sinne" ist
(167): Spinoza "bemüht sich, alle weltbewegenden Gedanken, alle
Weltweisheit wie in einem Brennspiegel zu sammeln" (143). Er
"sammelt" "rechts und links" (286). "Wo ihm die
Analogien versagten, versagte auch seine Metaphysik" (407).
Selbstverst?ndlich entdeckt der Verfasser unter solchen Bedingungen bei Spinoza
ein "unschönes Mal der Undankbarkeit" (126, 137, 224) gegen seine
?Lehrer", die er "mit lästiger Bescheidenheit zu nennen
vermeidet" (42).”
Ziedaar “die Tendenz eines
Jesuitenpaters gegen den Philosophen, vor dessen Geist "die groβartige
Erscheinung der Weltkirche, der eigentliche Sinn des Übernatürlichen, die
historische und soziale Selbstverständlichkeit der Lehre Christi" nie
aufgeleuchtet ist (486).
Niet ontbreken mag de recensie van Carp*):• “Een posthuum Spinoza-boek van Stanislaus von Dunin Borkowski S.J.” Bespreking in Het Kouter [Jaargang 1 (1936)] door J.H. Carp van het derde deel van Stanislaus von Dunin Borkowski S.J.: Spinoza, Band III, Aus den Tagen Spinozas, II. Teil: Das neue Leben, Münster i. W., Verlag Aschendorff, 1935. [DBNL]. Carp ziet “Spinoza als verkondiger eener nieuwe religie”, iets waarvoor hij bij Dunin-Borkowski geen aandacht ziet.
Borkowski beoogt met zijn
Spinoza-boek voornamelijk de historische bepaaldheid van Spinoza's leer in het
licht te stellen; hij onderzocht de invloeden vanuit de omgeving, welke op
Spinoza hebben ingewerkt of hebben kunnen inwerken. De nadruk valt op de historische
wording en bepaaldheid van Spinoza's denken zonder dat een "volledig beeld
van den historischen Spinoza" ontstaat. Het brengt, aldus Carp, "geen
stap nader tot het levend Spinozisme, dat, bevrijd van historische bepaaldheid,
een wereldbeschouwing van onzen tijd wil zijn."
“Schijnt von Dunin Borkowski
eenerzijds aan de Spinozistische Aleenheidsleer elke oorspronkelijkheid te
willen ontzeggen - zelfs voor Spinoza's leer van de ‘Oneindige Modi’, waarmede
de veelheid in de Aleenheid begrepen wordt, meent Pater von Dunin een voorbeeld
te hebben gevonden in Serveto -, anderzijds verklaart hij, dat ‘innerhalb aller
dieser Annäherungen man indes gar nicht genug betonen kann, dasz die
Einverleibung aller dieser gleichlautenden Sätze in ein System, das eigentlich
Maszgebende bei Spinoza war und blieb.’
De eigenlijke betekenis van
Spinzoa zou liggen in de systematiseering van een grotendeels gegeven stof.
Daartegenover plaats Carp een passage uit het vorige werk van Dunin-Borkowski: ‘Der
Mensch, der als Modus der Substanz mit dieser etwas gemeinsam hat, der Mensch,
welcher trotz der Notwendigkeitsordnung durch richtige Behandlung der Affekte
zu einer freien Anerkennung der Vollkommenheit der Seinsverwirklichung
aufsteigen kann, dieser Mensch ist eine philosophische Schöpfung Spinozas’
• Wel enigszins grappig vind ik de heel korte bespreking
van een zekere P. van Spinoza Band IV: Aus
den Tagen Spinozas. Geschehnisse, Gestalten, Gedankenwelt. III. Teil: Das
Lebenswerk by Stanislaus von Dunin Borkowski. In: Zeitschrift für katholische Theologie, Vol. 62, No. 1 (1938), p.
142, die eindigt met de zin: “Damit ist einem schwierigen Buch der
Weltliteratur bis in die lezte Tiefe geschaut.” Ik had er de blogtitel van
kunnen maken, als het niet zo vreselijk overdreven was geweest. De bespreking
is zo kort dat ik hem hier in z’n geheel kan laten zien:
Er waren meer reviews, zoals onder andere
• Review van R. McK van Spinoza. Band III. Aus den Tagen Spinozas. Geschehnisse, Gestalten, Gedankenwelt. II. Teil: Des Neue Leben. Band IV. Aus den Tagen Spinozas. Geschehnisse, Gestalten, Gedankenwelt. III. Teil: Das Lebenswerk by Stanislaus von Dunin Borkowski [cf. jstor]
• Review van H. Meyer, von Dunin-Borkovski, Stanislaus, S. J., Spinoza Philosophisches Jahrbuch 50:135-136 (1937) [cf. en cf.]
Ik volsta met nog op één te wijzen:
• Review van George Stuart Fullerton van Der Junge Despinoza. Leben und Werdegang im Lichte derWeltphilosophie by Stanislaus von Dunin-Borkowski and S. J.. In: The Journal of Philosophy, Psychology and Scientific Methods, Vol. 8, No. 3 (Feb.2, 1911), pp. 79-82
Daaruit citeer ik deze passage:
I, for my part, feel inclined to
enter a courteous protest against one position taken by the author, which seems
to me to be a matter of no little significance in the interpretation of
Spinozism as a system. It is maintained (p. 348) that Spinoza never was a
realist in the Platonizing and medieval sense, but in his speculations touching
the "universal" stood close to the moderate classical scholastics. To
my mind, the reasonings of the "Ethics" are incomprehensible, if
regarded from this point of view, though, undoubtedly, unequivocally anti-realistic
passages may be cited. However, the author will have an opportunity to make
good his position in the promised volume on Spinoza, the mature philosopher;
and I shall await what he has to say with great interest.
De ontdekking van deze recensie wordt aanleiding voor een blog over dezeFullerton. _________
*) Om niet te vergeten wie Johan Herman Carp was, verwijs ik
naar het artikel "Van spinozist tot nationaal-socialist: de Nederlandse
rechtsfilosoof Johan Herman Carp (1893-1979)" van André Mommen in: Vlaams
Marxistisch Tijdschrift, Jg 45 #1 [2011] [PDF]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten