In dit blog kan
ik gebruik maken van mijn nieuwe aanwinst: Emilia Giancotti Boscherini, Lexicon Spinozanum A-Z (2 volumes). La
Haye: Martinus Nijhoff (nu Springer), 1970
Daaruit maak ik
een fotoscan van de lemma’s ‘Abstracte’ en ‘Abstractus (-a, -um)’. Dat is
eenvoudig te doen, daar Spinoza de termen niet heel vaak gebruikt, zodat de
lemma’s bij elkaar ca. een halve pagina omvatten.
Zo dadelijk ga ik
hier nader op in. Eerst de aanleiding waarom ik de behoefte voel dit blog te
maken. Dat is een discussie die elders op dit blog wordt gevoerd tussen Ed en Gary Sugar. Het gaat mij hier uitsluitend om de
bewering van Sugar: “I think substance is absolutely concrete, but its modes
(such as 'Gary Sugar') are abstractions. That is, the modes of substance are
not really distinct from substance or from each other, but are only modally
distinct, or divided by nothing, insofar as we conceive them inadequately.”
En daarna nog een
keer: “I said before that substance is absolutely concrete but its modes are
abstractions, or inadequate ideas of substance.”
Ed reageerde
daarop met: “Okay, I can follow you.” Maar bij mij fronsten zich de wenkbrauwen.
Werd hier nog gesproken in het idioom van Spinoza? Is bij Spinoza te vinden dat
modi ‘abstracties’ van de substantie zijn? Abstracties ziet Spinoza, zoals ik
hierna zal laten zien, als niets of niet reële zijnden (maar als entia imaginationis).
Op twee plaatsen minstens benadrukt Spinoza uitdrukkelijk dat: “Buiten de substantie en de modi bestaat er immers niets (volgens ax. 1 en def. 3 en 5).” [1/28d] en eerder, in 1/15d lezen we: “Welnu, behalve substanties en modi is er niets (volgens ax. 1). Zonder God kan dus niets zijn of worden gedacht; QED.” Het is duidelijk dat bij Spinoza de modi reëel bestaan - een ontologisch zijn hebben (zij het in God, maar in God bestaan ze). Kun je dan in het licht van Spinoza’s filosofie zeggen dat het abstracties zijn?
Op twee plaatsen minstens benadrukt Spinoza uitdrukkelijk dat: “Buiten de substantie en de modi bestaat er immers niets (volgens ax. 1 en def. 3 en 5).” [1/28d] en eerder, in 1/15d lezen we: “Welnu, behalve substanties en modi is er niets (volgens ax. 1). Zonder God kan dus niets zijn of worden gedacht; QED.” Het is duidelijk dat bij Spinoza de modi reëel bestaan - een ontologisch zijn hebben (zij het in God, maar in God bestaan ze). Kun je dan in het licht van Spinoza’s filosofie zeggen dat het abstracties zijn?
Hoe gebruikt
Spinoza ‘abstract’ in de Ethica? (De andere werken laat ik hier buiten
beschouwing.)
Er zijn zoals uit
de fotoscan, genomen uit Lexicon Spinozanum blijkt,
slechts een paar plaatsen aan te wijzen; ik loop ze hier na:
[1] In 1/15s waar
het hem gaat om de ondeelbaarheid van de substantie en hoe die vaak niet
begrepen wordt. Als hij toekomt aan het beantwoorden van de door hemzelf opgeworpen
vraag waar onze natuurlijke neiging vandaan komt om kwantiteit te delen, wijst
hij erop dat men kwantiteit op twee manieren kan denken: n.l. abstract of
oppervlakkig [“abstacte scilicet sive superficialiter,”] d.w.z. zoals we ons
haar voorstellen, of als een substantie, zoals alleen het verstand denkt.
Heeft Spinoza
hiermee nu beweerd dat modi geen concreetheid hebben? Nee, hij heeft alleen het
verschil benadrukt tussen modi (van de substantie) en “delen” (reëel van elkaar
en de substantie gescheiden eenheden) die het van substantie (in zijn
betekenis) niet kan geven. Hij maakt ook het onderscheid tussen: reëel,
rationeel (of beter imaginair) en modaal onderscheid. Nergens blijkt uit dat
hij modi als abstracties ziet i.t.t. iets concreets.
[2] In 2/45s
treffen we de tweede plaats aan die aldus begint: “Hic per existentiam non
intelligo durationem, hoc est existentiam, quatenus abstracte concipitur et
tanquam quaedam quantitatis species.” Ik haal er de stelling bij en neem daarna
het hele scholium aan.
Stelling
45: “Elk idee van een lichaam of van een actueel bestaand individueel ding
sluit noodzakelijk het eeuwige en oneindige wezen van God in.”
Scholium:
“Onder bestaan versta ik hier niet de duur, dat wil zeggen het bestaan abstract
en als een bepaalde vorm van kwantiteit gekend; het gaat hier over de natuur
van het bestaan, die aan de individuele dingen wordt toegekend omdat uit de
eeuwige noodzakelijkheid van Gods aard oneindig veel op oneindig veel manieren volgt
(zie stel. 16 van dl 1). Zoals gezegd, het gaat over het bestaan van de afzonderlijke
dingen, voorzover zij in God zijn, want ook al wordt elk ding door een ander
afzonderlijk ding aangezet om op een welbepaalde wijze te bestaan, toch volgt
de kracht die elk ding in zijn bestaan doet volharden uit de eeuwige
noodzakelijkheid van Gods natuur. Zie daarover de bijkomende stelling van
stelling 24 van deel i.
Dit
wordt in deel 3 dan de conatus, het
zij en passant opgemerkt.
Heeft Spinoza
hier het bestaan van individuele dingen als ‘abstract’ (niet reëel) weggezet? Nee,
hij heeft de concreetheid van “hun bestaan in God” nog eens benadrukt. Dit door
er nu aan toe te voegen dat hun ‘kracht om te bestaan en in hun bestaan te
volharden’ van God komt. Niet alleen hun bestaan maar ook hun werken vinden zij
in God, krijgen ze van God. Zoals we ook al van Stelling 1/25 weten: “God is
niet alleen de bewerkende oorzaak van het bestaan van de dingen, maar ook van
hun wezen” [dat is: hun kracht].
[3] De derde en vierde
plaats vinden we in 2/49s, die ik toch als één plaats tel:
Atque
his puto me ad tertiam etiam objectionem respondisse, nempe quod voluntas
universale quid sit, quod de omnibus ideis praedicatur; quodque id tantum
significat, quod omnibus ideis commune est, nempe affirmationem, cujus
propterea adaequata essentia, quatenus sic abstracte concipitur, debet esse in
unaquaque idea et hac ratione tantum in omnibus eadem, sed non quatenus
consideratur essentiam ideae constituere; nam eatenus singulares affirmationes
aeque inter se differunt ac ipsae ideae.
Ik
verwijs u naar uw eigen vertaling(en) en wijs er alleen op dat Spinoza in dit
derde antwoord waarin hij de claim dat er een apart wilsvermogen bestaat weerlegt,
erop wijst dat je die niet mag ‘abstraheren’ uit de concrete willingen, want
als je daarvan afziet houdt je niets over.
Ook hier is
bepaald geen argument te vinden dat Spinoza zou vinden dat modi abstracties
zijn. Integendeel: de modi (hier willingen) zijn juist uiterst concreet en hij
eindigt zijn derde weerlegging met de uitdrukkelijke aanbeveling dat we algemene
en bijzondere begrippen niet door elkaar moeten halen en zijnden van het denken
of abstracte zaken (entia rationis, et
abstracta) niet met werkelijke dingen (cum
realibus) moeten verwarren. Er staat:
Quare
hic apprime venit notandum, quam facile decipimur, quando universalia cum
singularibus et entia rationis et abstracta cum realibus confundimus.
[4] De vierde
tenslotte treffen we aan in 4/62s [en niet in het scholium van Propositio LXI,
want dat heeft geen scholium. Hier betrap ik het Lexicon Spinozanum op een foutje]
unde
fit, ut vera boni et mali cognitio, quam habemus, non nisi abstracta sive
universalis sit, et judicium, quod de rerum ordine et causarum nexu facimus, ut
determinare possimus, quid nobis in praesenti bonum aut malum sit, sit potius
imaginarium quam reale
Dit
is de reden dat de kennis van goed en kwaad die wij bezitten, louter abstract
en [oftewel] algemeen is, en dat ons oordeel over de orde der dingen en de
causale samenhang op grond waarvan wij bepalen wat voor ons nu een goed en
kwaad is, veelmeer op de verbeelding stoelt dan op de werkelijkheid.
Uit deze vier
plaatsen blijkt dat Spinoza in ‘abstractie’ denken ziet als ‘universeel’ of ‘algemeen’
denken – een manier van denken die hij
bepaald niet voorstaat. Hij denkt in reële en concrete dingen. Daarin is hij
nominalist (hoewel dat voor zijn benadering eigenlijk niet e juiste term is.)
Kortom, modi zijn
geen abstracties (die immers niet werkelijk bestaan). Modi hebben een modaal
bestaan (en dat is bepaald geen vorm van abstractie).
Stan, I think modes are real in substance, but abstractions insofar as they are imagined as modally distinct from each other. I noticed a similar idea in Spinoza and the Problem Of Universals: A Study And Research Guide A Dissertation By Michael Anthony Istvan. He says, "I argue that every property of a mode is a universal and that every mode itself is a universal". It is a very long dissertation and I haven't read it all, but on that point I agree with him. I prefer the term 'genus' to 'universal', but I do think every mode is the genus of its properties and an abstracted property of something greater.
BeantwoordenVerwijderenYou probably knew I wouldn't be content to say that little.
BeantwoordenVerwijderenSpinoza doesn't define what he means by abstraction, so I had to define it myself, like this:
By abstraction I understand conception of any of a thing's modifications, or anything that is in it, distinctly from its other modifications, or whatever else is in it.
For example, the property of a certain triangle, 'that it has three angles', can be conceived in abstraction distinctly from its other properties, such as 'that it has three sides'. But conception of the property, 'that it has three angles', as it actually is in the triangle, necessarily involves conception of the other modifications of the triangle insofar as the property in question is modified by them; whereas conception of the property as it is in itself does not necessarily involve conception of the other modifications of the triangle.
In my opinion, that is the only way a finite mode of substance can be conceived as a distinct thing.
Gary,
BeantwoordenVerwijderenEen snelle reactie. Ik vind het wel frappant dat je naar de dissertatie van Istvan verwijst. Over zijn dissertatie had ik een blog op 30 september 2017: "Volgens Michael A Istvan Jr. is Spinoza een realist in de variant van universalist."
Het was met het oog op die studie dat ik aan het eind van mijn blog schreef: "Daarin is hij [Spinoza] nominalist (hoewel dat voor zijn benadering eigenlijk niet de juiste term is.)"
Ook ik vind de studie van Michael Istvan jr. zeer overtuigend en ben het ermee eens dat we Spinoza geen nominalist meer moeten noemen. Maar om elke modus z'n eigen 'universele notie' te noemen... maakt dat die term wel erg ver verwijderd raakt van z'n oorsprong. Maar overtuigend vind ik door Istvan aangetoond dat Spinoza in zijn verwerping van universele begrippen die op het oog heeft die door en vanuit de imaginatio ontstaan.
I disagree with your "modes are abstractions insofar as they are imagined as modally distinct from each other." Is it not possible that you meant: modes are abstractions insofar as they are imagined as REALLY distinct from each other?"
I would rather leave out the controversial words and just say modes are not really distinct things, but they can be conceived as distinct things in abstraction.
Verwijderenall right
Verwijderen“Abstractie komt van het Latijnse woord abstráhere (weglaten). Abstractie is het weglaten van alle niet-essentiële informatie en secundaire aspecten om de meer fundamentele structuren zichtbaar te maken.” Wikipedia.
BeantwoordenVerwijderenAbstractie maakt de meer fundamentele structuren zichtbaar.
Zo zie je maar dat woorden verschillend kunnen begrepen en gebruikt worden. Sugar legt zelf wel uit hoe hij het gebruikt. En dat kon ik volgen gaf ik aan. Abstractie wil niet steeds zeggen niet reëel.
Ed,
BeantwoordenVerwijderen"Abstractie wil niet steeds zeggen niet reëel." Bij Spinoza wel, als je zijn passages die ik blog aanhaal leest.
Stan,
BeantwoordenVerwijderenSpinoza’s uitdrukkelijke aanbeveling dat we algemene en bijzondere begrippen niet door elkaar moeten halen en zijnden van het denken of abstracte zaken (entia rationis, et abstracta) niet met werkelijke dingen (cum realibus) moeten verwarren.
Zijn getallen ‘zijnden van het denken of, met andere woorden, abstracte zaken’?
Indien ja, waarom geeft Spinoza als hij het intrigerende intuïtieve wil verduidelijken juist een voorbeeld met tellen en getallen, of ‘zijnden van het denken’?
Maar, Ed, ‘zijnden van het denken' zijn - ook niet als ze door Spinoza in zijn voorbeeld over verhoudingen worden gebruikt - toch geen reële zaken - zijn niets in de werkelijkheid (Spinoza is geen Plato).
BeantwoordenVerwijderenEn trouwens, die wikipediadefinitie van abstractie kun je niet zomaar van toepassing verklaren op Spinoza.
Stan,
Verwijderendus als Spinoza een tip van de sluier optilt i.v.m. zijn meest kernachtige boodschap dat alleen intuïtieve kennis aansluit met Substantie, dan gebruikt hij een voorbeeld uit het niet reële?! Het intuïtieve is dan, als logisch besluit uit zijn getallenvoorbeeld, 'niets in de werkelijkheid'.
Dat was mijn opmerking, die vreemde verbinding.
Ed, vergeet niet Spinoza's pragmatische houding: het gaat er niet om wat die denkdingen op zich genomen ZIJN, maar het gaat er om wat je ermee kunt DOEN en BEGRIJPEN. Dat is wat in de praktijk werkelijk telt.
VerwijderenDie "vreemde verbinding" kan dus in de praktijk in werkelijkheid heel nuttig zijn.
Stan, je haalt m.i. terecht 2/45s aan: “Onder bestaan versta ik hier niet de duur, dat wil zeggen het bestaan abstract en als een bepaalde vorm van kwantiteit gekend ...)." Dat wil zeggen dat modi alleen abstract gekend worden wanneer ze naar hun tijdelijke aard beschouwd worden. Naar de aard van hun bestaan beschouwd sluit hun idee het bestaan van God in. Ik ben geneigd hier idee te lezen als de idee van een ding zelf, niet als een idee dat je van een ding kunt hebben.
BeantwoordenVerwijderenEd, getallen en hun wetmatigheden, kunnen op alle drie de verschillende niveaus van denken gekend worden. Zie het voorbeeld van de rekenende kooplieden aan het einde van 2/40s2. Spinoza geeft denk ik voorbeelden met geometrische vormen omdat hij daarmee zijn geometrische ordening van de Ethica benadrukt, en omdat hij wiskunde als de zuiverste vorm van kennen beschouwt. "... Daarom stelden zij voor vast en zeker dat de beschikkingen der goden het menschelijk begrip verre te boven gaan; hetgeen inderdaad een voldoende reden ervoor geweest zou zijn dat de waarheid het menschelijk geslacht voor eeuwig verborgen moest blijven, indien niet de wiskunde, welke niet over doeleinden, maar slechts over wezen en eigenschappen van figuren handelt, den menschen een ander richtsnoer van waarheid had getoond." 1/app.
Adele,
Verwijderenals ik Stan moet volgen kan wiskunde nooit de zuiverste vorm van kennen zijn bij Spinoza want wiskunde heeft geen realiteit. Hij herhaalt hierboven nog eens dat "zijnde van het denken" (wiskunde) geen reële zaken zijn. En Spinoza wil niets weten van abstracte niet reële dingen.
Ed, Ik herhaal hier even wat ik hierboven schreef: vergeet niet Spinoza's pragmatische houding: het gaat er niet om wat die denkdingen op zich genomen ZIJN, maar het gaat er om wat je ermee kunt DOEN en BEGRIJPEN. Dat is wat in de praktijk werkelijk telt.
VerwijderenDie "vreemde verbinding" kan dus in de praktijk in werkelijkheid heel nuttig zijn.
Voor het oplossen van de paradox dat er zowel sprake is van één substantie als van oneindig vele substanties en modi, kun je denken aan het breken van licht in een prisma, of aan de tijdelijke condensatie van energie (substantie) in deeltjes.
BeantwoordenVerwijderen