In
vervolg op het blog van 3 oktober 2017: “Wat “sub specie infinitatis” zou kunnen betekenen – in Spinoza’s
filosofie anders dan in die van iemand als de Japanse Kyotoschoolfilosoof Keiji
Nishitani,” en vooruitblikkend op het thema van de komende Spinozadag 2017 over
“Oneindigheid," bied ik hier een kleine bibliografie van m.i. zinvolle
literatuur. Ik verwijs daarbij niet naar de omvangrijkere literatuur, waarbij
het alleen om één of alle oneindige modi gaat, maar maak een selectie van
teksten die het onderwerp meer algemeen behandelen.
Disclaimer
Bezig zijn met begrijpen van teksten over oneindigheid is een enigszins gevaarlijke bezigheid. Je moet het niet te lang en te diepgaand willen doen, want je kunt er knettergek van worden – iets dat Cantor heeft laten zien door krankzinnig te worden, zodat hij in een psychiatrische kliniek in Halle moest worden opgenomen [cf. blog over Cantor en Spinoza].
Cf. voor deze cover dit blog |
Bezig zijn met begrijpen van teksten over oneindigheid is een enigszins gevaarlijke bezigheid. Je moet het niet te lang en te diepgaand willen doen, want je kunt er knettergek van worden – iets dat Cantor heeft laten zien door krankzinnig te worden, zodat hij in een psychiatrische kliniek in Halle moest worden opgenomen [cf. blog over Cantor en Spinoza].
• Martial Gueroult, “Spinoza’s Letter on the Infinite,”
in: Marjorie Grene (Ed.), Spinoza. A
Collection of Critical Essays. (oorspr. 1973) University of Notre Dame
Press, 1979.
Samengevat en toegelicht door Corry Shores op zijn website "Pirates & Revolutionaries"
Deze tekst van Gueroult is door Karel D’huyvetters op
zijn website ‘Spinoza in Vlaanderen’ vertaald en toegelicht en
aldaar als PDF te downloaden.
• Errol E. Harris, “Finite and infinite in Spinoza's system.” In: Siegfried Hessing (Ed.) Speculum spinozanum 1677-1977. London [e.a.]: Routledge & Kegan Paul, 1977 [1978], 197-211.
Dit stuk van 40 jaar geleden, in zekere zin een
bespreking van E. M. Curley’s Spinoza’s
Metaphysics [Harvard University Press, 1969], is nog altijd zeer het lezen
waard. Harris geeft een goed overzicht van wat hét grote vraagstuk nog altijd
is: hoe moeten we de relatie zien tussen God, de oneindige en eeuwige
substantie en de oneindigheid aan modi die eruit op vaste en gedetermineerde
wijze ontstaan.
Harris bespreekt de ‘oplossing’ die Curley schetste vanuit het logisch positivisme, n.l. het attribuut Denken zou een verzameling proposities zijn, waarmee een complete en accurate beschrijving van de wereld van uitgebreide dingen gegeven zou worden, bestaande uit ‘nomologische generalisaties’ (ofwel natuurwetten), ‘accidentele generalisaties,’ en ‘enkelvoudige proposities.’ Volgens Harris moet de relatie gezien worden als die tussen een deel en organisch geheel, ofwel in termen van concrete universal.
Harris bespreekt de ‘oplossing’ die Curley schetste vanuit het logisch positivisme, n.l. het attribuut Denken zou een verzameling proposities zijn, waarmee een complete en accurate beschrijving van de wereld van uitgebreide dingen gegeven zou worden, bestaande uit ‘nomologische generalisaties’ (ofwel natuurwetten), ‘accidentele generalisaties,’ en ‘enkelvoudige proposities.’ Volgens Harris moet de relatie gezien worden als die tussen een deel en organisch geheel, ofwel in termen van concrete universal.
Het artikel eindigt met een m.i. fascinerende passage
die waarschijnlijk alleen te volgen is voor wie het artikel gelezen heeft, maar
die ik toch onderaan het blog graag citeer
• George L.
Kline, “On the infinity of Spinoza’s attributes.” In: Siegfried Hessing (Ed.) Speculum spinozanum 1677-1977. London [e.a.]: Routledge & Kegan
Paul, 1977 [1978],333—352
Hij
vergeleek in dat artikel bepaalde sleutelwoorden om uit gebruik en context af
te leiden of Spinoza die termen in een voor zijn filosofie specifieke zin
gebruikte of aansloot bij gewoon taalgebruik. Hij deed dat voor de termen
natuur, ratio, modus, absoluut en oneindig. Voor hier is van belang te noemen
het onderscheid dat hij bij infinitum twee betekenissen ontdekte die hij met
infinitum I resp. infinitum II aanduidde. Infinitum
I staat voor: “perfect, zonder beperking.” Infinitum II staat voor: “alle zonder uitzondering.” Zo gezien
zouden de twee ons bekende attributen alle attributen kunnen zijn (oneindigheid
aan attributen, wat dus twee kan zijn!).
• Roger Ariew, “The Infinite in Spinoza’s Philosophy.”
In: Edwin M. Curley, Pierre-François Moreau (Eds.), Spinoza: Issues and Directions: the Proceedings of the Chicago
Spinoza Conference, [1986]. BRILL, 1990 – books.google. Daar is het hele hoofdstuk te lezen
Voor Descartes is het oneindige onbegrijpelijk - God
en het oneindige liggen voorbij wat wij kunnen begrijpen - vandaar dat hij de
term indefinite, onbepaald en onbepaalbaar invoerde. We weten wel dat God
oneindig is, maar niet wat dat precies inhoudt.
In de KV ging Spinoza nog mee met Descartes n.l. dat een eindig intellect het oneindige niet kan begrijpen en dat de mens, niet perfect zijnde, het idee van God niet zelf kan maken. Maar dan komt er een omslag en verwerpt Spinoza deze gedachten van Descartes en hij doet dat volgens Ariew op basis van ideeën die hij opdeed bij 14e eeuwse Middeleeuwers. Anders dan Crescas, waar Wilson op hamerde, betoogt hij dat Spinoza heel goed kennis kan hebben genomen van 14e eeuwse discussies van scholastici als Buridanus e.a. over oneindigheid, daar hij redeneringen geeft die niet bij Crescas, maar wel bij niet-joodse scholastieke denkers te vinden zijn.
En passant vermeld: van dezelfde auteur zijn ok:
In de KV ging Spinoza nog mee met Descartes n.l. dat een eindig intellect het oneindige niet kan begrijpen en dat de mens, niet perfect zijnde, het idee van God niet zelf kan maken. Maar dan komt er een omslag en verwerpt Spinoza deze gedachten van Descartes en hij doet dat volgens Ariew op basis van ideeën die hij opdeed bij 14e eeuwse Middeleeuwers. Anders dan Crescas, waar Wilson op hamerde, betoogt hij dat Spinoza heel goed kennis kan hebben genomen van 14e eeuwse discussies van scholastici als Buridanus e.a. over oneindigheid, daar hij redeneringen geeft die niet bij Crescas, maar wel bij niet-joodse scholastieke denkers te vinden zijn.
En passant vermeld: van dezelfde auteur zijn ok:
Roger Ariew, Descartes
and the Last Scholastics. Cornell University Press, 1999 – books.google
Roger Ariew, Descartes
and the First Cartesians. OUP Oxford, 2014 – books.google
• Julie R. Klein, “ 'By Eternity I Understand':
Eternity According to Spinoza.” In: Iyyun
51, 3 (2002), 295-324
Door Karel D’huyvetters vertaald en op zijn website ‘Spinoza in Vlaanderen’ als PDF te downloaden
aangeboden.
Ik neem het hier op, daar Julie Klein op verschillende plaatsen de relatie tussen eeuwigheid en oneindigheid behandelt.
Ik neem het hier op, daar Julie Klein op verschillende plaatsen de relatie tussen eeuwigheid en oneindigheid behandelt.
• Shannon Dea, “The Infinite and the Indeterminate in
Spinoza.” In: Canadian Philosophical
Review / Revue canadienne de philosophie 50, no. 3 (2011): 603-621. [Cf.]
ABSTRACT: I
argue that when Spinoza describes substance and its attributes as “infinite,”
he means that they are utterly indeterminate. That is, his conception of
infinitude is not a mathematical one. For Spinoza, anything truly infinite
eludes counting – not because it is so large as to be uncountable, but because
it is just not the kind of thing that can be enumerated or measured. Contra the
contemporary mathematical conception of the infinite, I argue that Spinoza’s
conception is closer to a grammatical one. I conclude by considering a number
of arguments against this account of the Spinozan infinite as indeterminate.
• Richard Berkeley, “Spinoza and the Problem of the
Infinite.” In: Dezelfde, Coleridge and
the crisis of reason. [Basingstoke, Palgrave Macmillan] Springer, 2007:
24-37. Books.google laat slechts één bladzijde lezen.
Degenen
die Italiaans lezen hebben wellicht nog iets aan:
• Matteo Andreozzi, “Eterno, infinito e innumerabilenel
pensiero di Baruch Spinoza.” In: Itinera,
N. 2, 2011. [academia.edu]
Wat
ouder materiaal:
• Koyré, Alexandre,
Von der geschlossenen Welt zum unendlichen Universum [Du monde clos à l'univers infini, 1962]. Übersetzer Rolf
Dornbacher. Suhrkamp, 1980
Der endliche, geordnete Kosmos, den die Philosophie
und die Naturwissenschaft im Mittelalter unterstellten, verwandelte sich im 16.
und 17. Jahrhundert in die Welt der Moderne: ein unendliches Universum ohne
hierarchische Struktur, ohne »Heilsplan«, aber voller Gesetzmäßigkeiten; ein
Universum, in dem auch der Mensch ein neues Selbstbewußtsein erhält. Der
Aufbruch aus dem mittelalterlichen Kosmos ist auch ein Prozeß der Aufklärung.
Das unendliche Universum der neuen Kosmologie tritt, wie Koyré in dieser
berühmten wissenschaftshistorischen Studie zeigt, das Erbe der ontologischen
Attribute Gottes an, der sich aus dieser Welt zurückzieht.
Heeft hier en daar aandacht voor Spinoza.
Heeft hier en daar aandacht voor Spinoza.
Histoire des spéculations sur l'infini, au croisement
des sciences, de la philosophie, de la métaphysique et de la théologie.
Hasdaï Crescas est, en réalité, le personnage central de ce livre
Hasdaï Crescas est, en réalité, le personnage central de ce livre
Critiqué par Eric Eliès, le 14 octobre 2017 [Cf.]
eindigt met:
‘De studie van Tony Levy eindigt met de presentatie
van de speculatieve werken van Crescas. Inderdaad, sinds de 15e eeuw, hebben
filosofische, wiskundige en theologische benaderingen afgeweken en niet meer de
aloude dialectiek beoefend. Deze breuk, die bevrijdend was en de opkomst van de
moderne wetenschap liet zien, werd geleidelijk gerealiseerd via Descartes (voor
wie het eindige begrip het oneindige herkent maar alleen onbepaald), via
Spinoza (voor wie de geest zich kan aansluiten op oneindigheid door de ideeën
die het absoluut vormt, maar veronderstelt begrippen van meting om de wereld te
verklaren en te omschrijven, die het niet helemaal kan leren kennen - dus voor
Spinoza, hebben grootheden als maat, getal en tijd, geen realiteit en zijn ‘t slechts
denkwijzen) en via Leibniz (voor wie het oneindige actueel in de wereld bestaat
en toegankelijk is voor wiskundig denken maar niet in de vorm van een geheel).
Cantor probeerde, door kritiek uit te oefenen op hun werken, deze syncretische
aanpak te doen herleven, maar mislukte; moderne wiskundigen zijn beoefenaars
die de metafysische en filosofische implicaties van hun werk verliezen (op ’t
continue, ‘t discrete, ‘t oneindige, enz.). Gödel en Cohen respecteerden elk op
zich dat de aannamen van Cantor onbetwistbaar of onjuist waren.
Tot
slot als bonus:
Errol E. Harris eindigt zijn bovenvermelde hoofdstuk
met deze samenvatting:
The divine essence is an infinite whole of this nature – a genuine infinite, in which the regress of finite causes is but a subordinate (its temporal) aspect. Constituted by the perpetuality varying manifestation of the dynamic principle of universal order. It spacifies itself as an organically systematized universe the configuration of which is invariant, but the specific detail of whose self-expression is the endlessly diversified succession and profusion of finite things and events. The finite modes are therefore the manifestation of God’s eternal activity. The infiniite regress of causes is nothing but the in exhaustible issuance of the dynamism of Naturara naturans, which, in Extension as facies totius universi and in Thought as infinita idea Dei, is an eternal, invariant Gestalt govering the nature of every transient detail and ‘compelling’ the ‘infinite changes’ suffered by the inexhaustible diversifications of Natura naturata. [p. 210]
The divine essence is an infinite whole of this nature – a genuine infinite, in which the regress of finite causes is but a subordinate (its temporal) aspect. Constituted by the perpetuality varying manifestation of the dynamic principle of universal order. It spacifies itself as an organically systematized universe the configuration of which is invariant, but the specific detail of whose self-expression is the endlessly diversified succession and profusion of finite things and events. The finite modes are therefore the manifestation of God’s eternal activity. The infiniite regress of causes is nothing but the in exhaustible issuance of the dynamism of Naturara naturans, which, in Extension as facies totius universi and in Thought as infinita idea Dei, is an eternal, invariant Gestalt govering the nature of every transient detail and ‘compelling’ the ‘infinite changes’ suffered by the inexhaustible diversifications of Natura naturata. [p. 210]
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderenBas plaatste hier een reactie die hij al op een ander blog had geplaats en die hier niet thuis hoorde. Daarom hier verwijderd.
BeantwoordenVerwijderen