Toelichting en korte voorgeschiedenis
[cartoon van hier]
Dit blog is weer een gastblog van de hand van Henk
Keizer. Hij brengt het in het kader van een debatje dat al enige tijd op dit
Spinoza-blog loopt en waarvan ik hier de kale voorgeschiedenis geeft (dus
zonder hier in te gaan op enige inhoud).
Op vrijdag 13 oktober 2017 bracht ik het blog: ”Charles Jarrett’s
fraaie uitleg van hoe de ‘parabel’ van het sterrenbeeld Hond en de blaffende
hond moet worden verstaan,” [daarop kwamen 8 opmerkingen]
Op 17 oktober 2017 plaatste ik op zijn verzoek een gastblog
van Henk Keizer: GODS VERSTAND EN HET STERRENBEELD HOND (1/17S) [daarop kwamen
6 opmerkingen]
Vervolgens bracht ik op dezelfde dag, 17 oktober 2017, mijn reactie in een apart blog: Ja, het
wezen van een ding is een eeuwige waarheid [waarop 29 opmerkingen werden geplaatst]
En daarna op 19 oktober 2017: Wat verstaat Spinoza eigenlijk onder
“eeuwige waarheden”? [waarop 23 opmerkingen werden geplaatst]
Dan volgt nu het nieuwe gastblog van Henk Keizer,
waarvan de titel al in de kop van dit blog staat, maar die hierna nog eens wordt
herhaald:
Het
interpreteren van Spinoza
Vrij
algemeen is men van mening dat Spinoza op verschillende wijzen geïnterpreteerd
kan worden. “Zet twee
Spinozisten bij elkaar en je hebt drie meningen” klonk het onlangs in een lezing
over Spinoza. Dat mag gelden voor een
globale karakteristiek van zijn denken:
materialist, idealist, religieus, mysticus, rationalist, empirist, enz.,
maar geldt dat ook voor de interpretatie van zijn teksten? Het zal zeker zo zijn dat verscheidene van zijn
teksten op verschillende wijzen geïnterpreteerd kunnen worden, de taal is niet
altijd zeer precies in de weergave van wat iemand bedoelt. Maar het
uitgangspunt moet toch zijn dat Spinoza een tekst maar op één manier heeft
bedoeld. Het is de taak van een lezer/interpreet om te achterhalen wat hij
precies heeft bedoeld. Daarover zal niet
in alle gevallen definitief uitsluitsel verkregen kunnen worden, maar het
minste wat bereikt kan worden, is dat aantoonbaar foute interpretaties buiten
de deur worden gehouden. Een voorbeeld van zo’n aantoonbaar foute interpretatie
is dat Spinoza in 1/17s zou zeggen dat het wezen van een mens een eeuwige
waarheid is. Zo’n misvatting mag geen eigen leven gaan leiden, dat vertroebelt
onze kennis van Spinoza. Waarom is dit een aantoonbaar foute interpretatie?
In
het slotgedeelte van 1/17s wil Spinoza aantonen dat Gods verstand niet tot zijn
wezen kan behoren. Want, zegt hij, dan zou Gods verstand net zoveel verschillen
van het onze als het sterrenbeeld hond van een blaffende hond. En dat is niet
het geval. Dat grote verschil zou er zijn omdat Gods verstand dan de oorzaak is
van zowel het wezen als het bestaan van ons verstand. En daar het veroorzaakte
van de oorzaak verschilt juist in datgene wat veroorzaakt wordt (Spinoza
hanteert dit als algemene regel), geldt dan
dat ons verstand zowel wat betreft zijn wezen als zijn bestaan van Gods
verstand zou verschillen. Spinoza wil nu door een voorbeeld de algemene regel
illustreren dat het veroorzaakte van de oorzaak verschilt, juist in datgene wat
veroorzaakt wordt. Het gaat nu om het lezen van dit voorbeeld. In het voorbeeld
is een mens oorzaak van het bestaan van een andere mens en niet van zijn wezen,
omdat dat wezen een eeuwige waarheid is. Wat zien we? In het voorbeeld
verschillen de twee mensen wat betreft hun bestaan (de een kan verdwijnen,
terwijl de ander blijft), omdat de ene mens de oorzaak is van het bestaan van
de andere mens. Ze verschillen niet per se wat betreft hun wezen, omdat de ene
mens niet de oorzaak is van het wezen van de andere mens. Daarom, zegt Spinoza,
kunnen de twee mensen wat betreft hun wezen volledig overeenkomen. Met andere
woorden, als het wezen van een mens een eeuwige waarheid is, kunnen de wezens
van twee verschillende mensen volledig met elkaar overeenkomen. Stel nu dat
Spinoza bedoeld zou hebben dat het wezen van een mens feitelijk een eeuwige waarheid is. Dan geldt kennelijk dat het eeuwige
waarheid zijn van het wezen van een mens ruimte laat voor het volledig
overeenkomen van het wezen van de ene mens met het wezen van een andere mens. Wat
wil nu het geval? Spinoza weet dat in
zijn leer het wezen van de ene mens niet kan overeenkomen met het wezen van een
andere mens. Die ruimte is er niet. De wezens van verschillende mensen zijn per
definitie verschillend, het wezen van een mens is een individuele
aangelegenheid. Maar onder de aanname dat het wezen van een mens een eeuwige
waarheid is, kunnen de wezens van verschillende mensen kennelijk wél volledig
met elkaar overeenkomen (= niet van elkaar verschillen). Dat betekent dat de
aanname onjuist is, want die mogelijkheid is er in feite niet. Paradoxaal
genoeg laat Spinoza door dit voorbeeld dus juist zien dat hij het wezen van een
mens niet beschouwt als een eeuwige
waarheid.
Tenslotte,
als het de constatering geweest was van een feit dat het wezen van een mens een
eeuwige waarheid is, zou Spinoza niet gezegd hebben dat het mogelijk is dat de wezens van mensen met
elkaar overeenkomen, hij zou dan geconstateerd hebben als een feit dat de
wezens van mensen al of niet met elkaar overeenkomen.
Henk
Keizer
The adequate cause of the essence and existence of all things, including a man, is God, or Eternity, which is simple and indivisible and does not contain parts. So all things in God, i.e. all things, including all men, are in perfect agreement with no distinctions between them in simple and perfect Eternity. That is, conceived adequately this way, the essence and existence of God is conceived as the essence and existence of all things as One.
BeantwoordenVerwijderenBut insofar as God can be conceived inadequately as divisible into parts, i.e. as created nature, or distinct modes, a man can be conceived as an inadequate partial cause of another man, such as his child or even anyone he assists in some way. Conceived this way, the men are not conceived adequately as eternal in God, but inadequately as actual in particular times and places, and they are conceived insofar as they can be conceived as differing in essence from each other.
It is in that way that the essence of a man or his intellect differs from the essence of God or His intellect. It would be absurd to say they have nothing in common, because the essence of all things is in God. It would likewise be absurd (but not quite as absurd) to say the property of a triangle 'that it has three angles' has nothing in common with the triangle.
I will avoid the question of God's intellect, which in my opinion, is part of the problems of the attributes first identified by Tschirnhaus. IMO it can't be resolved solely through interpretation of Spinoza's text, but requires instead a solution to the problems of the attributes that, among other things, can make sense of "Therefore, God's intellect, insofar as it is conceived as constituting God's essence, is in actual fact the cause of things, in respect both of their essence and their existence", which IMO is true. Spinoza admits that there is some confusion in his explanation of the attributes in E2P10S and Ep83, but he doesn't seem to recognize that his confusion about why the attribute of Thought has the power of conception is confusing his understanding of God's power of conception in E1P17S.
All this is my opinion. I hope no one will be offended by my interest in trying to emend Spinoza's arguments where they are confused.
Ik scherp mijn argument nog aan en bestudeer morgen de reactie van Gary Sugar.
BeantwoordenVerwijderenDe veronderstelling dat het wezen van een mens een eeuwige waarheid is, heeft blijkbaar tot gevolg dat de wezens van mensen volledig overeen kunnen komen (zie Spinoza's tekst). Wel, de wezens van twee mensen kunnen niet volledig overeenkomen (= hetzelfde zijn), derhalve is de veronderstelling onjuist.
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderenSpinoza gaat zelfs verder. De consequentie van de veronderstelling dat het wezen van de mens een eeuwige waarheid is, is zelfs dat wezens van de twee mensen volledig gelijk zijn. Hij zegt immers: als het wezen van de een vernietigd zou worden, zou ook het wezen van de ander vernietigd worden. Door geredeneerd zou het betekenen dat de wezens van alle mensen gelijk zijn. Dit is een volstrekt onacceptabele consequentie. De veronderstelling is dus onjuist.
BeantwoordenVerwijderenAan Gary Sugar
BeantwoordenVerwijderenMijn blog gaat over Spinoza's uitspraak in 1/17s dat het wezen van een mens een eeuwige waarheid is. Niet over de inhoud van die uitspraak, die kunnen we helemaal terzijde laten, maar over de status: moet ze gelezen worden als de constatering van een feit of als een hypothetische veronderstelling. De conclusie kan worden getrokken geheel op grond van de door Spinoza geschetste consequenties of gevolgen. Noch als feit noch als hypothese is de uitspraak houdbaar. In discussie is niet de metafysica van God, attributen, modi en verstand. Het gaat echt over het lezen van een tekst.
Foute interpretaties buiten de deur houden is inderdaad belangrijk. (Ik denk dan bijvoorbeeld aan het misbruik van Nietzsche’s teksten door de blonde blauwogige Arische Nazi’s.)
BeantwoordenVerwijderenMaar, als Spinoza in 1/17s letterlijk schrijft: “dat immers is een eeuwige waarheid”, dan moeten we kijken waar die ‘dat’ op slaat en Spinoza volgen. Of, beter gezegd, dan moeten we onze interpretatie in die richting leiden.
Dat het tot paradoxen leidt is best mogelijk en misschien is het juist nodig deze paradox niet ‘op te lossen’ maar in de schijnbare tegenstelling te verblijven.
Je begint met te stellen dat Spinoza in het slotgedeelte van 1/17s wil aantonen dat Gods verstand niet tot zijn wezen kan behoren. Maar het verstand in ‘Gods verstand’ lijkt me hier te gaan om de foute ideeën die mensen zich daarover vormen – “Sommigen menen dat God…” en “… schijnen mijn tegenstanders…”. De tegenstanders lijken het te zien als ‘behorend’ tot God. Mar dan als iets dat ‘naast’ God kan bestaan.
Spinoza zal aantonen “dat verstand, noch wil tot Gods aard behoren” omdat BEHOREN een verkeerde aanduiding is. Spinoza schrijft: ‘Indien verstand en wil tot Gods eeuwige wezen behoren, moet onder beide eigenschappen zeker iets heel anders worden verstaan…”
Inderdaad, i n d i e n het zo zou zijn dat verstand en wil tot Gods eeuwige wezen behoren… zoals wij gewoonlijk aan God toekennen. Het gaat, lijkt mij, om het t o e k e n n e n, waardoor een verkeerde idee ontstaat van Gods wil en verstand. Want laten we duidelijk stellen, God ‘h e e f t’ wil en verstand –niet zoals de mensen zich dat voorstellen – maar omdat God wil en verstand IS. God, wil en verstand zijn synoniemen, God is dit alles in één zonder dat het tot hem ‘b eh o o r t’. Want behoren is iets wat ook niet zou kunnen.
Waarom moeten we ‘de inhoud’ buiten beschouwing laten? Jij gaat toch ook inhoudelijk in op 17/s om je redenering te staven want je schrijft “De conclusie kan worden getrokken geheel op grond van de door Spinoza geschetste consequenties of gevolgen.”
Zover een eerste gedachte. Als we hier reeds teveel elkaar niet begrijpen kan het ophouden, anders ge ik nog in op “Stel nu dat Spinoza bedoeld zou hebben dat het wezen van een mens feitelijk een eeuwige waarheid is.”
(Henk, het gaat toch nooit alleen over ‘het lezen van een tekst’! Denk aan Martinus Nijhoff – “Lees maar, er staat niet wat er staat.”)
Henk ik ga nog even door je tekst.
BeantwoordenVerwijderenIn het slotgedeelte van 1/17s wil Spinoza aantonen dat Gods verstand niet tot zijn wezen kan behoren.
Want, zegt hij, DAN zou Gods verstand net zoveel verschillen van het onze als het sterrenbeeld hond van een blaffende hond. En dat is niet het geval.
Dat grote verschil zou er zijn omdat Gods verstand dan de oorzaak is van zowel het wezen als het bestaan van ons verstand. En daar het veroorzaakte van de oorzaak verschilt juist in datgene wat veroorzaakt wordt (Spinoza hanteert dit als algemene regel), geldt dan dat ons verstand zowel wat betreft zijn wezen als zijn bestaan van Gods verstand zou verschillen.
Het gaat nu om het lezen van dit voorbeeld.
“In het voorbeeld is een mens oorzaak van het bestaan van een andere mens en niet van zijn wezen, omdat dat wezen een eeuwige waarheid is.”
Moet ik dit lezen als bijvoorbeeld de verhouding tussen ouder en kind? Beide ouders zijn oorzaak van het bestaan van een andere mens (kind), maar niet van het wezen van dat kind.
Wat zien we? In het voorbeeld verschillen ouder en kind wat betreft hun bestaan (de een kan sterven, terwijl de ander blijft), omdat de ene mens oorzaak is van het bestaan van de andere mens. Ze verschillen niet per se wat betreft hun wezen, omdat de ene mens niet de oorzaak is van het wezen van de andere mens.
Daarom, zegt Spinoza, omdat ze niet per se verschillen, kunnen twee mensen wat betreft hun wezen volledig o v e r e e n k o m e n. Met andere woorden, als het wezen van een mens een eeuwige waarheid is, kunnen de wezens van twee verschillende mensen volledig met elkaar o v e r e e n k o m e n.
Dit overeenkomen, lijkt mij, staat los van het oorzakelijk bestaan van het ene uit het andere (ouder en kind) en hoeft geen tegenstelling te zijn.
(Henk, even terzijde, Stan begint niet zomaar een artikel over ‘agreement’ of overeenkomst. Hij zal dat wel ontkennen omdat hij ook niet weet waarom zijn onbewuste hem dat nu net veroorzaakt heeft, ha ha.)
Maar jouw tekst gaat over “verschillen en overeenkomsten, wel of niet toekennen, behoren en niet behoren” en misschien hebben we iets aan de synchroniciteit Buyse.
Hier houd ik weer even op want misschien raakt het voor jou kant noch wal. Maar ik wil meedenken.
Ed, het gaat mij om de interpretatie van één zin: 'want de laatste [de essentie van een mens] is een eeuwige waarheid'. Ik probeer aan te tonen dat Spinoza hier niet bedoelt te zeggen dat de essentie van een mens een eeuwige waarheid is.
BeantwoordenVerwijderenSpinoza wil een VOORBEELD geven (hij geeft dat ook expliciet aan)! Hij wil naast elkaar zetten iets waarvan een mens oorzaak is en iets waarvan een mens geen oorzaak is. Hij wil laten zien dat de mensen in het eerste geval van elkaar verschillen en in het tweede niet (noodzakelijk). Als voorbeeld kiest hij voor het eerste het bestaan van een mens en voor het tweede het wezen van een mens. Maar dan moet hij wel laten zien dat een mens niet de oorzaak is van het wezen van een ander mens! Dat is nodig voor zijn voorbeeld, anders kan hij zijn punt niet maken. Dus zegt hij: het wezen van een mens is een eeuwige waarheid. Dan kan hij laten zien dat de twee wat betreft het wezen niet noodzakelijk van elkaar verschillen. Dat is precies wat hij in zijn voorbeeld wil laten zien. Hij heeft zijn voorbeeld zo gekozen dat een mens niet de oorzaak is van het wezen van een ander mens en kan nu laten zien dat ze dan op dat punt niet (noodzakelijk) verschillen.
Samengevat: Spinoza zegt dat het wezen van een mens een eeuwige waarheid is, omdat hij in zijn voorbeeld nodig heeft dat een mens niet de oorzaak is van het wezen van een mens.
Spinoza says in E5, "Whatever the mind understands under a form of eternity, it does not understand from the fact that it conceives the present actual existence of the body, but from the fact that it conceives the essence of the body under a form of eternity".
BeantwoordenVerwijderen"We conceive things..in two ways: either insofar as we conceive them as related to a fixed time and place, or insofar as we conceive them to be contained in God and to follow from the necessity of the divine nature. Now the things that are conceived as true or real in this second way, we conceive under a form of eternity, and their ideas involve the eternal and infinite essence of God".
"Our mind, insofar as it knows..itself..under a form of eternity, necessarily has a knowledge of God, and knows that it is in God and is conceived through God...
"To conceive things under a form of eternity is to conceive things insofar as they are conceived through God's essence as real entities; that is, insofar as they involve existence through God's essence".
I've said a few times that I think there's some confusion in E1P17S that can't be resolved without correcting some errors. But I think any interpretation must accommodate that "insofar as a man conceives the essence of his body in the form of eternity, he feels and knows that he is eternal".
Ed, laat je niet op het verkeerde been zetten. Een mens (ouder) is oorzaak van zowel het bestaan als van het wezen van een ander mens (kind). Ouder en kind verschillen zowel wat betreft hun bestaan als wat betreft hun wezen. Alleen ... Spinoza wilde laten zien dat als een mens NIET de oorzaak is van iets in een ander mens, dat ze dan met betrekking tot dat punt niet van elkaar hoeven te verschillen en volledig overeen kunnen komen. Daarvoor schiep hij de situatie dat een mens niet de oorzaak is van het wezen van een ander mens. En zie, dan kunnen ze op dat punt volledig overeenkomen.
BeantwoordenVerwijderenSorry for writing too much, but two more quotations with the exact words "eternal truth":
BeantwoordenVerwijderen"Intellectual love follows necessarily from the essence of the mind insofar as it is considered as an eternal truth through God's essence" (E5P37).
"The essence of a triangle is eternally contained in the divine essence as an eternal truth" (TTP4).
Gary, deze citaten verdienen zorgvuldige bestudering, maar ik denk niet dat ze wat af zullen doen aan mijn lezing van de gewraakte uitspraak in 1/17s. Misschien reageer ik er nog op.
BeantwoordenVerwijderenHet valt me op dat Stan zich buiten de discussie houdt, hoewel zijn uitroep 'Ja, het wezen van een ding is een eeuwige waarheid' de directe aanleiding was voor mijn tegenblog.
BeantwoordenVerwijderenDe discussie betreft de passage in 1/17s die loopt van 'Bijvoorbeeld: ... tot en met ... zou ook het wezen van de ander vernietigd zijn'. In mijn blog en aanvullende reacties heb ik de volgende vragen beantwoord:
1) Wat was Spinoza's bedoeling met dit voorbeeld, wat wilde hij duidelijk maken? (zie de conclusie die hij direct daarna uit het voorbeeld trekt!)
2) Waaróm koos Spinoza voor de stelling dat het wezen van een mens een eeuwige essentie is ?
3) Hoe kun je uit het voorbeeld zelf al afleiden dat dit niet de weergave is van Spinoza's eigen opvatting over essenties?
Vooral de eerste twee vragen en hun antwoorden zijn belangrijk voor het verkrijgen van een goed inzicht. Ik denk dat met mijn beantwoording van deze drie vragen een bevredigende uitleg is gegeven van de betreffende passage. Niemand zou nog moeten schrijven 'Ja, het wezen van een ding is een eeuwige waarheid' op grond van 1/17s.
Nou, Stan houdt zich niet echt buiten de discussie want hij heeft op 13 oktober met ‘Charles Jarrett’s fraaie uitleg’ zijn standpunt verduidelijkt. Alleen verschillen jullie van mening en elkaars standpunten blijven herhalen heeft weinig zin. Ieder onderbouwt zijn visie, zeker, maar de ander aanvaardt niet de premisse.
VerwijderenGoed gezien, Ed,
Verwijderendit geldt wederzijds en dan kun je eeuwig doorgaan om je eigen 'eeuwige waarheid' te blijven herhalen. Maar soms is het beter minstens een tijdje te stoppen i.p.v. almaar door te gaan.
O ja, en neem geen Nederlandse vertaling als je dit wilt bestuderen.
BeantwoordenVerwijderenIn 'Charles Jarrett's fraaie uitleg' komt de kwestie van de essentie als eeuwige waarheid niet aan bod. Dat gebeurt pas in mijn eerdere blog en in Stans reactie daarop met 'Ja, het wezen van een ding is een eeuwige waarheid'.
BeantwoordenVerwijderenInderdaad, Henk, je hebt het begrepen: ik ben niet van plan te reageren - voor mijn gemoedsrust. Als ik de blogs en reacties teruglees, heb ik alles al gezegd, maar erger ik me er ook weer aan dat je helemaal niet meer terugkomt op je reacties op het eerste blog, waarbij je er volstrekt naast zat. En naar aanleiding waarvan ik intussen weer irritante, zeer beschuldigende mails ontving. Ik kies nu voor m'n rust, hoewel ik eigenlijk popel om mijn zienswijze nog eens helemaal en scherp uit te leggen. Misschien doe ik dat nog eens, maar nu even niet. Nu zit jij zo vast in je eigen "eeuwige waarheid" dat je volstrekt niet openstaat voor andere interpretatie dan de jouwe.
BeantwoordenVerwijderenStan, ik heb inderdaad gedacht, toen ik de tekst een week lang niet bij de hand had, dat Spinoza in het voorbeeld een soortgelijke redenering volgde als op zijn hoofdpunt: een bewijs uit het ongerijmde. Dat was niet het geval, zoals ik kon vaststellen toen ik de tekst weer kon bestuderen. Ik neem aan dat je dat bedoelt. Ik ben daar niet op teruggekomen, heb daar ook niet aan gedacht. Was ook wel enigszins verontschuldigd meen ik omdat ik het deed 'uit het hoofd', zoals ik ook duidelijk had aangegeven. Ik heb daarna steeds mijn interpretatie gegeven op basis van de aanwezige tekst.
BeantwoordenVerwijderenMijn boze reactie via de mail had te maken het volstrekte onbegrip en de achteloosheid waarmee je reageerde op mijn geduldige uitleg n.a.v. je geduldige mail (die waarin je zei dat je zeker niet wilde zeggen dat ik helemaal ongelijk had). Ik stel het op prijs dat je daarna zo sportief was om mijn gastblog te plaatsen.
Ik heb er geen moeite mee dat je nu niet hebt gereageerd, heb het alleen gesignaleerd omdat de discussie in feite ging tussen ons beiden. Verder: we denken precies hetzelfde over elkaar en elkaars opvattingen, blijkt weer eens. Ik ben inderdaad bang dat niemand mij er van kan overtuigen dat voor Spinoza het wezen van een ding eeuwig is, laat staan een eeuwige waarheid, anders dan dat het besloten ligt in Gods eeuwige natuur, wat wil zeggen dat het noodzakelijk volgt uit Gods eeuwige natuur (maar dat geldt ook voor het bestaan van een ding). En ik begrijp dat voor jou hetzelfde geldt met betrekking tot jouw standpunt. Er is blijkbaar niet een argument dat we beiden als argument kunnen zien. Het is jammer dat wij het met z'n tweeën moeten uitvechten.
Het was niet je geduldige mail, maar je geduldige reactie op het blog.
BeantwoordenVerwijderenIk heb wel een gewaagd voorstel (ik heb de gedachte al eens eerder geventileerd). Laten we jouw wat ik noemde 'geduldige' reactie nemen en die stap voor stap, argument voor argument, onder de loep nemen. Niet op het blog, maar via de mail. Niet in de openbaarheid. Elke stap kritisch bevragen. Maar alleen als je het met een zekere gemoedsrust kunt doen. Lijkt het je wat?
BeantwoordenVerwijderenHet vertrekpunt zou ook kunnen zijn het document dat je popelt om te schrijven.
BeantwoordenVerwijderenJa, Henk, laten we dat laatste doen. Ik ga alles nog eens goed herlezen en dan rustig aan mijn nieuwe stuk werken, waarin ik wil proberen én mijn lezing/interpretatie zo helder mogelijk te verwoorden én waarin ik reageer op jouw lezing (en wat daarin volgens mij niet geheel klopt). Dat moet in het openbaar te bespreken zijn - hoeft niet verborgen gehouden via de mail. Ik ga ervan uit dat niet onze eigen lezing het is waar het uiteindelijk om gaat, maar om het goed begrijpen van Spinoza. Dat is wat gemeenschappelijk aan ons beiden is. Nogmaals, ik ga dit niet overhaast doen, maar neem de tijd. En weet, ik heb er zin in - zin die zeker blijft als jij laat merken dat je alles serieus tot je wilt laten doordringen (dus niet te prompt per omgaand reageren, maar even de tijd nemen; en dat geldt dan voor ons beiden). En misschien dat nog een ander een bijdrage aan de analyse levert.
BeantwoordenVerwijderenIk zie er naar uit. Neem er de tijd voor.
BeantwoordenVerwijderenIk heb veel moeite met de manier waarop er luchtig over "eeuwig" en "wezen" wordt heengestapt. Zal wel aan mijn marginale kennis van Spinoza liggen maar toch. De mens is niet eeuwig lijkt mij. En "wezen" zou best eens geïnterpreteerd kunnen worden als wezenskenmerk, diepste wezen, datgene wat zaken(?), in dit geval mensen als behorend tot dezelfde soort maakt. Dan zou zoiets toch nog een eeuwige waarheid genoemd kunnen worden want ook nog geldig als er geen mensen meer bestaan.
BeantwoordenVerwijderenNiemand heeft hier ooit betoogt "dat 'de mens' eeuwig is", Vistor Onrust, want dat is geen mens: dat is een eindig 'ding' met een bepaalde tijdsduur. De vraag is of er iets in zijn individuele essentie gemeenschappelijk is en dan of zowel die individuele als gemeenschappelijke essentie eeuwig zijn en "eeuwige waarheid" genoemd kunnen worden.
BeantwoordenVerwijderenInderdaad geen mens is eeuwig, maar de categorie (soort) mens is op zijn minst onbepaald in de tijd. Is het niet het multi-interpretatie gebruik van mens (de mens/ een mens) dat problemen opwerpt?
VerwijderenIn aanvulling over die eeuwige geldigheid: alle taal, ook wiskunde en filosofie bestaat (heeft geldigheid) slechts in een communicatief veld. Er is sprake van een uitwisseling tussen zenders en ontvangers (die zenders kunnen dode auteurs zijn). Buiten die zenders en ontvangers om vragen stellen over (eeuwige) geldigheid lijkt mij zinloos of op zijn best speculatief: misschien bestaan er een of meerdere op elkaar aansluitende communicatieve stelsels die gezamenlijk een eeuwigheid vormen? Ik geloof dat ik het maar bij Wittgenstein houd.
Prima, Victor, dus gaan we verder maar beter zwijgen...
VerwijderenIk lees dit nu pas. Het is belangrijk om te weten waar Wittgenstein het over heeft wanneer hij aanmaant ‘om te zwijgen waarover we niet kunnen spreken’.
VerwijderenWant waar Onrust over praat valt best iets te zeggen. Je ziet het ook bij de woordenwisseling over E1,17.
@Ed, dank voor deze opmerking. Ik hoop dat ik nu van strenge meester Stan nog wat mag zeggen. Over Wittgenstein vind ik van belang op te merken dat hij tot de conclusie lijkt te zijn gekomen dat zijn strenge stelsel in de Tractatus (waarin een uitgangspunt van absolute waarheid zit opgesloten)niet houdbaar is en dan over gaat naar de taalspelen van de Untersuchungen waarbij duidelijk wordt dat woorden betekenissen krijgen in het netwerk van communicaties. En dit terwijl de band met de materiële realiteit niet verdwijnt zoals dat bij iemand als Beaudrillard schijnbaar(heb het niet zelf gelezen)gebeurt. Je zou die verandering zelfs kunnen opvatten als een demontage, een in zichzelf overbodig maken van de opdracht om te zwijgen.
VerwijderenUiteraard akkoord, Victor. Ja, ook Wittgenstein (die alles al gezegd had) moest zijn zwijgen doorbreken. Hoewel ik meen dat hij met waar we niet oer kunnen spreken "het ethische" bedoelde waar hij in hoge mate in geïnteresseerd was (zelfs door geobsedeerd was). En daarover gingen ook de Philsophische Untersuchungen niet. In die zin bleef hij zwijgen...
Verwijderen